Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdIoas 7 jaren out zijnde, wort door beschickinge van Iojada, Coninck, vers 1, etc. Athalia gedoodt, 12. Het verbondt tusschen den Heere, ende den Coninck met sijn volck wort vernieut, 16. de afgoderije geweert, 17. de kerckelicke order herstelt, 18. ende de Coninck met vreuchde in sijn huys gebracht, 20. | |
1Ga naar margenoot1 DOch in 't Ga naar margenoot2 sevenste jaer versterckte sich Iojada, ende nam de Overste der honderden, Azaria den sone Ierohams, ende Ismaël den sone Iohanans, ende Azaria den sone Obeds, ende Maaseja den sone van Adaia, ende Elisaphat den sone van Sichri, met hem in een verbondt. | |
2Die togen om in Iuda, ende vergaderden Ga naar margenoot3 de Leviten uyt alle steden van Iuda, ende de hoofden der vaderen Ga naar margenoot4 Israëls: ende sy quamen nae Ierusalem. | |
3Ende die gantsche gemeente maeckte een Verbont in het Huys Godts met den Coninck: ende Ga naar margenoot5 hy seyde tot hen; Siet, de sone des Conincks sal Coninck zijn, Ga naar margenoota gelijck als de HEERE vande sonen Davids gesproken heeft. | |
4Ga naar margenootb Dit is de sake, die ghy doen sult: Een derde deel van u, die op den Sabbath ingaen, van den Priesteren, ende van den Leviten, sullen tot poortiers Ga naar margenoot6 der dorpelen zijn. | |
5Ende een derde deel sal zijn aen het huys de Conincks; ende een derde deel aen de Ga naar margenoot7 fondament-poorte: ende Ga naar margenoot8 al het volck sal inde Ga naar margenoot9 Voorhoven zijn van het Huys des HEEREN. | |
6Maer dat niemant en kome in Ga naar margenoot10 het Huys des HEEREN, dan de Priesteren, ende de Leviten, die dienen; die sullen ingaen, want sy zijn Ga naar margenoot11 heylich; maer al het volck sal Ga naar margenoot12 de wacht des HEEREN waernemen. | |
7De Ga naar margenoot13 Leviten nu sullen den Coninck rontom omcingelen, een yeder met sijne wapenen in sijne hant, ende die Ga naar margenoot14 tot het Huys inkomt, sal gedoodt werden: doch weest ghylieden by den Coninck, Ga naar margenoot15 als hy inkomt, ende Ga naar margenoot16 uytgaet. | |
8Ende de Leviten, ende gantsch Iuda deden nae alles, dat de Priester Iojada geboden hadde; ende Ga naar margenoot17 sy namen een yeder Ga naar margenoot18 sijne mannen, die op den Sabbath inquamen, met de gene, die op den Sabbath uytgingen: want de Priester Iojada en hadde de Ga naar margenoot19 verdeelingen geen verlof gegeven. | |
9Voorder gaf de Priester Iojada den Oversten der honderden de spiessen, ende de rondassen, ende de schilden, Ga naar margenoot20 die des Conincks Davids geweest waren, die inden Huyse Godes waren. | |
10Ende hy Ga naar margenoot21 stelde al het volck, ende een yeder met sijn Ga naar margenoot22 geweer in sijne hant, | |
[Folio 208r]
| |
vande rechter zijde van het Huys, tot de slincker zijde van het Huys, nae den Ga naar margenoot23 Altaer, ende nae het Ga naar margenoot24 Huys, by den Coninck rontom. | |
11Doe brachten sy des Conincks sone Ga naar margenoot25 voort, ende setteden hem de Ga naar margenoot26 kroone op, ende [gaven hem] het Ga naar margenoot27 getuygenisse, ende sy maeckten hem Coninck: ende Iojada, ende sijne sonen salfden hem, ende seyden; Ga naar margenoot28 De Coninck leve. | |
12Doe nu Athalia hoorde de stemme des volcks, dat toeliep, ende den Coninck roemde, quam sy tot het volck, in het Huys des HEEREN. | |
13Ende sy sach toe; ende siet, de Coninck stont Ga naar margenoot29 by sijnen pilaer, aenden Ga naar margenoot30 inganck; ende de Ga naar margenoot31 Overste, ende Ga naar margenoot32 de trompetten waren by den Coninck; ende al het volck des lants was blijde, ende Ga naar margenoot33 blies met trompetten; ende de Sangers Ga naar margenoot34 warender met musicale instrumenten, ende gaven te kennen, datmen Ga naar margenoot35 lof-singen soude: doe verscheurde Athalia hare kleederen, ende sy riep; Verraet, verraet. | |
14Maer de Priester Iojada bracht de Overste der honderden, die over het heyr gestelt waren, uyt, ende seyde tot hen; Brengtse uyt tot buyten Ga naar margenoot36 de ordeningen, ende diese volgt sal met den sweerde gedoodt worden: want de Priester hadde geseyt, Ghy en sultse in het Huys des HEEREN niet dooden. | |
15Ende Ga naar margenoot37 sy leyden de handen aen haer, ende sy ginck Ga naar margenoot38 nae den in-ganck van de peerts-poorte, nae het huys des Conincx: ende sy dooddense daer. | |
16Ende Iojada maeckte een verbondt tusschen Ga naar margenoot39 hem, ende tusschen al het volck, ende tusschen den Coninck; datse den HEERE tot een volck souden zijn. | |
17Ga naar margenootc Daerna ginck al het volck in het huys Baals, ende braken dat af, ende sijne altaren, ende sijne beelden verbrakense: ende Matthan den Priester Baals Ga naar margenootd sloegense doot voor de altaren. | |
18Iojada nu bestelde de ampten in den Huyse des HEEREN, onder de hant der Levitische Priesteren, Ga naar margenoote die David in het Huys des HEEREN afgedeelt hadde, om de brand-offeren des HEEREN te offeren, gelijck in de Ga naar margenootf Wet Mose geschreven is, met blijschap, ende met gesanck; Ga naar margenoot40 nae de instellinge Davids. | |
19Ende hy stelde de poortiers aen de poorten van het Huys des HEEREN: op dat niemant in eenich dinck onreyn zijnde, in en quame. | |
20Ende hy nam de Overste der honderden, ende de Ga naar margenoot41 Machtige, ende die heerschappye hadden onder den volcke, ende al het volck des lants, ende bracht den Coninck van het Huys des HEEREN af, ende quamen door het midden Ga naar margenoot42 der hooger-poorte, in het Huys des Conincks: ende sy setteden den Coninck op den throon des Coninckrijcks. | |
21Ende al het volck des lants was blijde, ende de stadt wert stille; na dat sy Athalia met den sweerde gedoodet hadden. |
|