Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdIosua out geworden zijnde vergadert gantsch Israël, ende verhaelt hoe wonderbaerlick dat Godt voor sijn volck gestreden, ende de landen der overwonnene volckeren haer ter erffenisse gegeven heeft, vers 1, etc. Daerom vermaent hyse neerstich te zijn in het onderhouden van de Wet door Mose beschreven, 6. Ende haer te wachten van in te gaen, ende haer te vermengen met de afgoderye der Heydenen, 7. Hen voorstellende de weldaden die sy van Godt hadden ontfangen, ende noch ontfangen souden, 9. met dreyginge der straffen Godes, so sy den Heere verlaten souden, 11. | |
1ENde ’t geschiedde Ga naar margenoot1 na vele dagen, na dat de HEERE Israël ruste gegeven hadde van alle sijne vyanden rontom henen: ende Iosua out geworden [ende] Ga naar margenoot2 wel bedaecht was: | |
[Folio 109r]
| |
2So riep Iosua Ga naar margenoot3 gantsch Israël, hare Outste, ende hare Hoofden, ende hare Richters, ende hare Amptlieden: ende hy seyde tot haer, Ick ben out geworden, [ende] wel bedaecht. | |
3Ende ghylieden hebt gesien alles wat de HEERE uwe Godt gedaen heeft allen desen volckeren voor u aengesichte: Want de HEERE uwe Godt selve is het die voor u gestreden heeft. | |
4Siet ick hebbe u dese Ga naar margenoot4 overige volckeren door het lot doen toevallen, ten erfdeele uwen stammen, van de Iordane af, met alle de volcken die ick uytgeroeyt hebbe, ende tot de groote Zee tegen den onderganck der Sonne. | |
5Ende de HEERE uwe Godt selve Ga naar margenoot5 salse uytstooten voor ulieder aengesichte, ende hy salse van voor ulieder aengesichte verdrijven; ende ghy sult haer lant erflick besitten, Ga naar margenoota gelijck als de HEERE uwe Godt tot u Ga naar margenoot6 gesproken heeft. | |
6So weest seer sterck om te bewaren ende om te doen alles dat geschreven is in het wet-boek Mose: Ga naar margenootb op dat ghy daer niet van af en wijckt ter rechter noch ter slincker hant. | |
7Dat ghy Ga naar margenoot7 niet in en gaet tot dese volckeren, dese die overgebleven zijn by ulieden: Ga naar margenootc Ga naar margenoot8 gedenckt oock niet aen den name harer Goden, Ga naar margenoot9 noch en doeter niet by sweeren, noch en dientse niet, noch en buycht u voor die niet. | |
8Ga naar margenootd Maer den HEERE uwen Godt sult ghy aenhangen: gelijck als ghy tot op desen dach gedaen hebt. | |
9Want de HEERE heeft van u aengesichte verdreven groote ende machtige volkeren: ende u aengaende, niemant heeft voor u aengesichte bestaen, tot op desen dach toe. | |
10Ga naar margenoote Een eenich man onder u salder duysent jagen: want het is de HEERE uwe Godt selve die voor u strijdt, gelijck als hy u Ga naar margenoot10 gesproken heeft. | |
11Daerom bewaert uwe zielen neerstelick, dat ghy den HEERE uwen Godt liefhebbet. | |
12Want so ghy Ga naar margenoot11 eenichsins afkeert ende het overige deser volckeren aenhangt, deser die by u overgebleven zijn: ende u met haer verswagert, ende ghy tot haer sult in gaen, ende sy tot u: | |
13Ga naar margenoot12 Wetet voor seker, dat de HEERE uwe Godt niet voortvaren en dal dese volcken van voor u aengesicht te verdrijven: maer sy sullen ulieden zijn tot een strick, ende tot een net, ende tot een Ga naar margenoot13 geessel aen uwe zijden, ende tot doornen in uwe oogen, tot dat ghy omme komt van dit goede lant, ’t welck u de HEERE uwe Godt gegeven heeft. | |
14Ende siet, Ga naar margenoot14 ick gae Ga naar margenoot15 heden in den wech Ga naar margenoot16 der gantscher aerde: ende ghy weet in u gantsch herte, ende in uwe gantsche ziele, datter niet een eenich woort Ga naar margenoot17 gevallen en is van alle die goede woorden welcke de HEERE uwe Godt over u gesproken heeft, sy zijn u alle overkomen, daer en is van de selve niet een eenich woort gevallen. | |
15Ende ’t sal geschieden, gelijck als alle die goede dingen over u gekomen zijn, die de HEERE uwe Godt tot u gesproken heeft: alsoo sal de HEERE over u komen laten Ga naar margenoot18 alle die quade Ga naar margenoot19 dingen, tot dat hy u verdelge van desen goeden lande, ’t welck u de HEERE uwe Godt gegeven heeft. | |
16Wanneer ghy het verbont des HEEREN uwes Godts overtreedt, dat hy u geboden heeft, ende ghy henen gaet ende dient andere Goden, ende u voor de selve nederbuycht: so sal de toorn des HEEREN over u ontsteken, ende ghy sult haestelick om komen van het goede lant ’t welck hy u gegeven heeft. |
|