Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdMose klimt op den berch Nebo, van waer hem Godt het beloofde lant laet sien, vers 1, etc. Mose, noch frisch zijnde, sterft aldaer, wort van Godt begraven, ende van Israel beweent, 5. Iosua wort geroemt, maer Mose veel meer, 9. | |
1DOe Ga naar margenoot1 ginck Mose op, uyt de vlacke velden Moabs nae den berch Ga naar margenoot2 Nebo, Ga naar margenoot3 op de hoochte van Pisga, welcke recht tegen Iericho over is: ende de | |
[Folio 98v]
| |
HEERE Ga naar margenoota wees hem dat gantsche lant, Ga naar margenoot4 Gilead tot Ga naar margenoot5 Dan toe; | |
2Ende het gantsche Ga naar margenoot6 Naphtali, ende het lant van Ephraim, ende Manasse: ende het gantsche lant van Iuda, tot aen de Ga naar margenoot7 achterste Zee. | |
3Ende het Suyden, ende het effene velt der valleye van Iericho, de Ga naar margenoot8 palm-stadt, tot Ga naar margenoot9 Zoar toe. | |
4Ende de HEERE seyde tot hem; Dit is het lant, dat ick Ga naar margenootb Abraham, Isaac, ende Iacob gesworen hebbe, seggende; Uwen zade sal ick het geven: ick heb ’t u met uwe oogen doen sien, maer ghy en sult daer henen niet Ga naar margenoot10 overgaen. | |
5Also sterf Mose, de knecht des HEEREN, aldaer, inden lande Moabs, nae des HEEREN Ga naar margenoot11 mont. | |
6Ende Ga naar margenoot12 hy begroef hem in een dal, inden lande Moabs, tegen over Ga naar margenoot13 Beth Peor, ende Ga naar margenootc niemant heeft sijn Ga naar margenoot14 graf geweten, Ga naar margenoot15 tot op desen dach. | |
7Mose nu was Ga naar margenoot16 hondert ende twintich jaer out, als hy sterf: Ga naar margenoot17 sijn ooge was niet doncker geworden, ende sijne Ga naar margenoot18 kracht en was niet Ga naar margenoot19 vergaen. | |
8Ende de kinderen Israëls beweenden Mose in de vlacke velden Moabs, Ga naar margenoot20 dertich dagen: ende de dagen des weenens, der rouwe over Mose, werden voleyndt. | |
9Iosua nu, de sone van Nun, was vol van den Ga naar margenoot21 Geest der wijsheyt, Ga naar margenootd want Mose hadde sijne Ga naar margenoot22 handen op hem geleyt: so hoorden de kinderen Israëls nae hem, ende deden gelijck als de HEERE Mose geboden hadde. | |
10Ende daer en stont geen Propheet meer op in Israël, gelijck Mose: Ga naar margenoot23 dien de HEERE gekent hadde, Ga naar margenoot24 van aengesichte tot aengesichte: | |
11In alle de teeckenen, en de wonderen, daer toe hem de HEERE gesonden heeft, om die in Egyptenlant te doen aen Pharao, ende aen alle sijne knechten, ende aen al sijn lant: | |
12Ende in alle die Ga naar margenoot25 stercke hant, ende in alle die groote Ga naar margenoot26 verschrickinge: die Ga naar margenoot27 Mose gedaen heeft voor de oogen des gantschen Israëls. | |
FINIS |
|