Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdMose gevraecht over de dochteren Zelapheads, gebiet, door des Heeren bevel, datse trouwen sullen onder haren vaderlicken stam, vers 1, etc. Een gelijck gemeyn bevel over alle ervende dochteren, 8. Gehoorsaemheyt der dochteren Zelapheads, 10. | |
1ENde de Ga naar margenoot1 hoofden der vaderen des geslachtes der kinderen Gileads, des soons Machirs, des soons Manasses, uyt de geslachten der kinderen Iosephs, traden toe ende spraken voor 't aengesichte van Mose, ende voor 't aengesichte der Oversten, Ga naar margenoot2 hoofden van de vaderen der kinderen Israëls. | |
2Ende seyden: Ga naar margenoota De HEERE heeft Ga naar margenoot3 mijnen heere Ga naar margenoot4 geboden, dat lant door het lot den kinderen Israëls in erffenisse te geven: Ga naar margenootb ende mijnen heere is door den HEERE Ga naar margenoot5 geboden, de erffenisse onses Ga naar margenoot6 broeders Ga naar margenoot7 Zelapheads te geven aen sijne dochteren. | |
3Wanneerse eenen van de sonen der [andere] stammen der kinderen Israëls Ga naar margenoot8 tot wijven souden worden, so soude hare erffenisse vande erffenisse onser vaderen afgetrocken worden, ende toegedaen tot de erffenisse van dien stam, den welcken sy geworden souden: also soude van het lot onser erffenisse worden afgetrocken. | |
4Als oock de kinderen Israëls een Ga naar margenoot9 Iubeljaer sullen hebben, so soude hare erffenisse toe gedaen zijn tot de erffenisse van dien stam, den welcken sy souden geworden zijn: also soude hare erffenisse van de erffenisse des stams onser vaderen afgetrocken worden. | |
5Doe geboodt Mose den kinderen Israëls, nae des HEEREN Ga naar margenoot10 mont, seggende: De stam der kinderen Iosephs spreeckt recht. | |
6Dit is het woort, dat de HEERE van de dochteren Zelapheads geboden heeft, seggende: Laetse dien tot wijven worden, die in hare Ga naar margenoot11 oogen goet sal zijn: alleenlick, dat sy aen't geslachte van haers vaders stamme tot wijven worden. | |
7So en sal de erffenisse der kinderen Israëls niet omgewendt worden van stam tot stam: want de kinderen Israëls sullen aenhangen, een yeder aen de erffenisse vanden stam sijner vaderen. | |
8Ga naar margenoot12 Voorts sal elcke dochter, die erffenisse erft, vande stammen der kinderen Israëls, ter vrouwe worden aen eenen van het geslachte des stams hares vaders: op dat de kinderen Israëls erflick besitten, een yeder de erffenisse sijner vaderen. | |
9So en sal de erffenisse niet omgewendt worden van den eenen stam tot den anderen: want de stammen der kinderen Israëls sullen aenhangen, een yeder aen sijne erffenisse. | |
10Gelijck als de HEERE Mose geboden hadde, alsoo deden de dochteren Zelapheads. | |
11Ga naar margenootc Want Machla, Thirsa, ende Hogla, ende Milca, ende Noha, Zelapheads dochteren, zijn den sonen harer oomen tot wijven geworden. | |
12Onder de geslachten der kinderen van Manasse, Iosephs sone, zijn sy tot wijven geworden: Also Ga naar margenoot13 bleef hare erffenisse aen den stam van 't geslachte hares vaders. | |
13Dat zijn de geboden, ende de rechten, die de HEERE door den Ga naar margenoot14 dienst van Mose aen de kinderen Israëls geboden heeft; in de vlacke velden der Moabiten, aen de Iordane van Iericho. | |
FINIS |
|