Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdGodt stelt Aaron ende sijnen sonen haer ampt voor, de Leviten hen by-voegende tot haren dienst, vers 1, etc. Verordent Aarons ende sijner sonen onderhout, 8. oock der Leviten, 21. die van hare tienden aenden Hoogen-Priester tienden moesten geven, 25. | |
1SO Ga naar margenoot1 seyde de HEERE tot Aaron; Ghy, ende uwe sonen, ende het huys uwes vaders met u, sult dragen de Ga naar margenoot2 ongerechticheyt des Heylichdoms: ende ghy ende uwe sonen met u, sult dragen Ga naar margenoot3 de ongerechticheyt uwes Priester-ampts. | |
2Ende oock sult ghy uwe broederen den stamme Levi, den stam uwes vaders, met u doen naederen, datse u by-gevoegt worden, ende u dienen: maer ghy, ende uwe sonen met u, sult zijn voor de Tente der Ga naar margenoot4 getuychenisse. | |
3Ende sy sullen uwe wacht waernemen, ende de wacht der gantscher Tente: doch tot de gereetschap des Heylichdoms, ende tot den altaer, en sullen sy niet naederen, op datse niet en sterven, Ga naar margenoot5 soo sy, als ghylieden. | |
4Maer sy sullen u by-gevoegt worden, ende de wacht vande Tente der t' samen-komste waernemen, in allen dienst der Tente: ende Ga naar margenoot6 een vreemde sal tot u niet naederen. | |
5Ghy-lieden nu sult waernemen de wacht des Heylichdoms, ende de wacht des altaers: op datter geen Ga naar margenoot7 verbolgentheyt meer en zy over de kinderen Israëls. | |
6Want ick, siet, ick hebb' Ga naar margenoota uwe broederen, de Leviten, uyt het midden der kinderen Israëls genomen: Ga naar margenoot8 sy zijn ulieden eene gave, gegeven Ga naar margenoot9 den HEERE, om den dienst van de Tente der t' samen-komste te bedienen. | |
7Maer ghy ende uwe sonen met u, sult ulieder Priester-ampt waernemen, in alle saken des altaers, ende in 't gene dat van binnen den Ga naar margenoot10 voorhanck is, dat sult ghy-lieden bedienen: u Priester-ampt geve ick [u] tot eenen dienst Ga naar margenoot11 eens geschencks, ende de Ga naar margenoot12 vreemde, die naedert, sal gedoodt worden. | |
8Voorts sprack de HEERE tot Aaron; ende ick, siet, ick hebbe u gegeven de wacht mijner Ga naar margenoot13 hef-offeren, met alle Ga naar margenoot14 Heylige dingen der kinderen Israëls heb ickse u gegeven, Ga naar margenoot15 om der salvinge wille, ende uwen sonen, tot eene Ga naar margenoot16 eeuwige insettinge. | |
9Dit sult ghy hebben vande Ga naar margenoot17 Heylicheyt der heylicheden, uyt den Ga naar margenoot18 vyere: alle hare offerhanden, met al haer spijs-offer, ende met al haer sond-offer, ende met al haer schult-offer, dat sy my sullen weder-geven, het sal u ende uwen sonen eene Ga naar margenoot19 Heylicheyt der heylicheden zijn. | |
[Folio 72v]
| |
10Aen het Ga naar margenoot20 Alder-heylichste sult ghy dat eten: al wat manlick is sal dat eten, 't sal u een heylicheyt zijn. | |
11Oock sal dit uwe zijn; het hef-offer harer gave, met alle beweech-offeren der kinderen Israëls; Ga naar margenootb ick hebse u gegeven, ende uwen sonen, ende uwe dochteren met u, tot eene eeuwige insettinge: al wie in uwen huyse reyn is, sal dat eten. | |
12Al Ga naar margenoot21 't beste van de olye, ende al 't beste van most, ende van koorn, hare eerstelingen, die sy den HEERE sullen geven, u hebb' ickse gegeven. | |
13De eerste vruchten van alles, dat in haren lande is, die sy den HEERE sullen brengen, sullen uwe zijn: al wie in uwen huyse reyn is, sal dat eten. | |
15Al wat de Ga naar margenootd baer-moeder Ga naar margenoot23 opent, van allen vleesche, dat sy den HEERE sullen brengen, onder de menschen, ende onder de beesten, sal uwe zijn: doch de eerst-geborene der menschen sult ghy Ga naar margenoot24 gantschlick lossen; oock sult ghy lossen de eerst-geborene der onreyne beesten. | |
16Die nu onder de selve gelost sullen worden, sult ghy van een maent Ga naar margenoot25 out lossen, nae uwe Ga naar margenoot26 schattinge, voor Ga naar margenoot27 't gelt van sijf sikelen, nae den Ga naar margenoot28 sikel des Heylichdoms: Ga naar margenoote die is twintich Ga naar margenoot29 gera. | |
17Maer het eerst-geborene van eene koe, oft het eerst-geborene van een schaep, oft het eerstgeborene van eene geyte, en sult ghy niet lossen; sy zijn Ga naar margenoot30 heylich: haer bloet sult ghy sprengen op den altaer, ende haer vet sult ghy aensteken, tot een vyer-offer des lieflicken reucks den HEERE. | |
18Ende haer vleesch sal uwe zijn: gelijck de Ga naar margenoot31 beweech-borst, ende gelijck de rechter Ga naar margenoot32 schouder, sal 't uwe zijn. | |
19Alle hef-offeren der heylige dingen, die de kinderen Israëls den HEERE sullen offeren, hebb' ick u gegeven, ende uwen sonen, ende uwe dochteren met u, Ga naar margenoot33 tot eene eeuwige insettinge: 't sal een eeuwich Ga naar margenoot34 sout-verbont zijn, voor het aengesicht des HEEREN, voor u, ende voor uwen zade met u. | |
20Oock seyde de HEERE tot Aaron; Ghy en sult in haren lande niet erven, ende ghy en sult geen deel in 't midden van haer-lieden hebben: Ga naar margenootf Ick ben u Ga naar margenoot35 deel ende uwe erffenisse, in 't midden der kinderen Israëls. | |
21Ga naar margenoot36 Ende siet, den kinderen van Levi, hebb' ick alle Ga naar margenoot37 tienden in Israël ter erffenisse gegeven: voor haren dienst, dien sy bedienen, den dienst van de Tente der t' samen-komste. | |
22Ende de kinderen Israëls en sullen niet meer naederen tot de Tente der t' samen-komste: Ga naar margenoot38 om sonde te dragen, [ende] te Ga naar margenoot39 sterven. | |
23Maer de Ga naar margenoot40 Leviten, die sullen bedienen den dienst van de Tente der t' samen-komste, ende die sullen Ga naar margenoot41 hare ongerechticheyt dragen: 't sal eene eeuwige insettinge zijn voor uwe geslachten; ende in 't midden der kinderen Israëls en sullen sy geene erffenisse erven. | |
24Want de tienden der kinderen Israëls, die sy den HEERE tot een hef-offer sullen offeren, hebb' ick den Leviten ter erffenisse gegeven: daerom hebb' ick tot hen geseyt; Sy en sullen in 't midden der kinderen Israëls geene erffenisse erven. | |
25Ende de HEERE sprack tot Mose, seggende: | |
26Ghy sult oock tot de Leviten spreken, ende tot hen seggen; Wanneer ghy van de kinderen Israëls de tienden sult ontfangen hebben, die ick u voor uwe erffenisse van haer-lieden gegeven hebbe; so sult ghy daer van een hef-offer des HEEREN offeren, de tienden van die tienden. | |
27Ende 't sal u gerekent worden tot u hef-offer: Ga naar margenoot42 als coorn vanden dorsch-vloer, ende als de volheyt van de Ga naar margenoot43 pers-kuype. | |
28Also sult ghy oock een hef-offer des HEEREN offeren, van alle uwe tienden, die ghy van de kinderen Israëls sult hebben ontfangen: ende ghy sult daer van des HEEREN hef-offer geven aen den Priester Aaron. | |
29Van alle uwe Ga naar margenoot44 gaven sult ghy Ga naar margenoot45 allen hef-offer des HEEREN offeren: van al Ga naar margenoot46 't beste van dien, sijner Ga naar margenoot47 heyliginge daer van. | |
30Ghy sult dan tot hen seggen: Als ghy des selven beste daer van offert, so sal't den Leviten toegerekent worden, Ga naar margenoot48 als een inkomen des dorsch-vloers, ende als een inkomen der pers-kuype: | |
31Ende ghy sult dat eten in alle plaetsen, ghy ende u huys: want het is u lieden een loon voor uwen dienst in de Tente der t'samen-komste. | |
32So en sult ghy daer over geene sonde Ga naar margenoot49 dragen, als ghy des selven Ga naar margenoot50 beste daer van offert: ende ghy sult de heylige dingen der kinderen Israëls niet ontheyligen, dat ghy niet en sterft. |
|