Biblia, dat is: De gantsche H. Schrifture, vervattende alle de canonijcke Boecken des Ouden en des Nieuwen Testaments (Statenvertaling 1637)
(2008)–Anoniem Statenbijbel– Auteursrechtelijk beschermdNadab ende Abihu hen besondigende, worden door des Heeren vyer gedoodt, vers 1, etc. Mose haren Vader Aaron, vermaent hebbende, doet hare doode lichamen buyten het leger voeren, 4. Verbiet Aaron ende sijnen tween anderen sonen, rouwe daer over te dragen, 6. Mitsgaders wijn ofte eenigen stercken dranck te gebruycken, als sy in de Tente der t' samen-komste souden gaen, 8. Hy verklaert hen oock, watse van de vyer-offeren des Heeren eten moesten, 12. ende is gram om het ongegeten sond-offer, 16. maer wort van Aaron gestilt, 19. | |
1ENde de sonen Aarons Nadab, ende Abihu namen een yeder sijn Ga naar margenoot1 wieroockvat, ende deden vyer daer in, ende leyden reuckwerck daer op, ende Ga naar margenoot2 brachten Ga naar margenoot3 vreemt vyer Ga naar margenoot4 voor het aengesicht des HEEREN; 't welck hy hen niet geboden en hadde. | |
2Doe ginck een vyer uyt Ga naar margenoot5 van het aengesicht des HEEREN, ende Ga naar margenoot6 verteerdese: ende Ga naar margenoota sy storven Ga naar margenoot7 voor het aengesicht des HEEREN. | |
3Ende Mose seyde tot Aaron; Dat ist dat de HEERE Ga naar margenoot8 gesproken heeft, seggende, Ga naar margenootb Inde gene Ga naar margenoot9 die tot my naederen, sal ick Ga naar margenoot10 geheyligt worden, ende voor het aengesicht van al het volck sal ick verheerlickt worden: doch Aaron Ga naar margenoot11 sweech stil. | |
4Ende Mose riep Ga naar margenoot12 Misaël, ende Elzaphan de sonen van Ga naar margenoot13 Uzziël Aarons oom: ende seyde tot hen; Tredet toe, draget uwe Ga naar margenoot14 broederen wech van voor het Heylichdom, Ga naar margenoot15 tot buyten het leger. | |
5Doe traden sy toe, ende droegense in hare rocken, tot buyten het leger: gelijck als Mose gesproken hadde. | |
6Ende Mose seyde tot Aaron, ende tot Ga naar margenoot16 Eleazar, ende tot Ithamar sijne sonen; Ga naar margenoot17 Ghy en sult uwe hoofden niet ontblooten, noch uwe kleederen verscheuren, op dat ghy niet en sterft, Ga naar margenoot18 ende groote toorn over de gantsche vergaderinge kome: Maer uwe Ga naar margenoot19 broederen, het gantsche huys Israëls, sullen Ga naar margenoot20 desen brant, die de HEERE aengesteken heeft, beweenen. | |
7Ga naar margenootc Ghy en sult oock uyt de deure vande Tente der t'samen-komste Ga naar margenoot21 niet uytgaen, op dat ghy niet en stervet; want de Ga naar margenoot22 salf-olie des HEEREN is op u: ende sy deden nae het woort van Mose. | |
8Ende de HEERE sprack tot Aaron, seggende: | |
9Wijn ende Ga naar margenoot23 stercken dranck en sult ghy niet drincken, ghy, noch uwe sonen met u, Ga naar margenoot24 als ghy gaen sult in de Tente der t' samenkomste, op dat ghy niet en stervet: 't zy eene Ga naar margenoot25 eeuwige insettinge onder uwe geslachten: | |
10Ende om onderscheyt te maken Ga naar margenoot26 tusschen het heylige, ende tusschen het onheylige: ende tusschen het onreyne, ende tusschen het reyne: | |
11Ende om den kinderen Israëls te leeren alle de insettingen, die de HEERE door den Ga naar margenoot27 dienst van Mose, tot hen gesproken heeft. | |
12Ende Mose sprack tot Aaron, ende tot Eleazar, ende tot Ithamar sijne overgeblevene sonen; Nemet het spijs-offer, dat vande vyerofferen des HEEREN overgebleven is; ende etet 't selve Ga naar margenoot28 ongesuert by den Ga naar margenoot29 altaer: want het is eene heylicheyt der Ga naar margenoot30 heylicheden. | |
13Daerom sult ghy dat eten Ga naar margenoot31 in de heylige plaetse; dewijle het u bescheyden deel, ende het bescheyden deel uwer sonen uyt des HEEREN vyer-offeren is: Ga naar margenootd want alsoo is my geboden. | |
14Oock de Ga naar margenoot32 beweeg-borst, ende de Ga naar margenoot33 hef-schouder sult ghy in eene Ga naar margenoot34 reyne plaetse eten, ghy, ende uwe sonen, ende uwe dochteren met u: want tot u bescheyden deel, ende uwer sonen bescheyden deel zijnse uyt de danckofferen der kinderen Israëls gegeven. | |
15De hef-schouder, ende de beweegborst sullen sy neffens de vyerofferen des vets toebrengen; om ten beweeg-offer voor het aengesicht des HEEREN te bewegen: Ga naar margenoot35 't welck u, ende uwe sonen met u tot eene eeuwige insettinge zijn sal: gelijck als de HEERE geboden heeft. | |
16Ende Mose Ga naar margenoot36 socht seer neerstelick den Ga naar margenoot37 bock des sond-offers, ende, siet, hy was verbrandt: dies was hy op Eleazar, ende op Ithamar de overgeblevene sonen Aarons, seer Ga naar margenoot38 toornich, seggende; | |
17Waerom en hebt ghy dat sond-offer niet gegeten in de Ga naar margenoot39 heylige plaetse? want het is eene heylicheyt der heylicheden: ende Ga naar margenoot40 Hy heeft u dat gegeven, op dat ghy de ongerechticheyt der vergaderinge soudet Ga naar margenoot41 dragen, om over die versoeninge te doen voor het aengesicht des HEEREN. | |
[Folio 51v]
| |
moestet dat Ga naar margenoot43 gantschelick gegeten hebben Ga naar margenoot44 in het Heylichdom, Ga naar margenoote gelijck als ick geboden hebbe. | |
19Doe sprack Aaron tot Mose; Siet, heden hebben sy haer sond-offer, ende haer brandoffer, voor het aengesicht des HEEREN geoffert, ende sulcke dingen zijn my Ga naar margenoot45 wedervaren: ende hadde ick heden het sond-offer gegeten, soude dat Ga naar margenoot46 goet geweest zijn inde oogen des HEEREN? | |
20Als Mose dat hoorde, so wast goet in sijnen oogen. |
|