Spektator. Jaargang 5
(1975-1976)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 637]
| |||||||||||||||||||||||
[Deel 10/11]Nieuwe bronnen en gegevens voor de literatuurgeschiedenis van de zestiende eeuw uit Parijse Bibliotheken
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 638]
| |||||||||||||||||||||||
Ook onze ambassadeur zal in het kader van de kulturele betrekkingen zeer ontstemd zjjn, vermoeden we, en trouwens, hebben onze vaders hun fiets al terug? We bereiken tenslotte een interessant compromis: we zullen jaarlijks een lijst toezenden van gebruikers-bezichtigers van zijn kopie van zijn drukje in onze verzameling. Dat kan dan in het jaarverslag van zijn bibliotheek, en daarmee is de eer van de instelling gered. Zo gaat dat. | |||||||||||||||||||||||
1.De vele opmerkingen over de nogal moeilijke toegankelijkheid van de Bibliothèque Nationale (in het vervolg afgekort als BN) ter harte nemend, beginnen we, beladen met aanbevelingsbrieven van hoogleraren aan onze tocht. Bij de voorbereiding van de reis hebben we al gemerkt dat de BN in ieder geval op een ander vlak moeilijk toegankelijk is, met name wat betreft de catalogi en ander apparaat dat het bezit moet ontsluiten. De vanaf 1897 verschijnende delen van de gedrukte Catalogue géneral des livres imprimésGa naar eindnoot2 zijn nog steeds minder ‘géneral’ dan de titel aangeeft: alleen werken waarvan de auteur bekend is zijn hierin te vinden. Van de categorie 2, de anoniemen, is niets, van categorie 3, die speciale werken zoals ‘actes législatifs ou administratifs’ zou moeten bevatten, zijn alleen de ‘Actes Royaux’ en die van de ‘Factums’ verschenen. Aangezien wij juist op zoek zijn naar anonieme prozaromans en andere - veelal anonieme - volksliteratuur, hebben we hier niets aan. Aan de hand van Les catalogues du département des imprimésGa naar eindnoot3, een uitgaafje van de BN, blijkt dat de fiches van de vóór 1882 door de bibliotheek verworven anoniemen gereproduceerd zijn in een ‘fotografische catalogus’, die onderverdeeld is op grond van de inhoud. Zo dragen drie delen ‘Écriture sainte’ de aanduiding A, terwijl achttien(!) delen Y gevuld zijn met ‘Poésie, thé tre’ en Y2 de vier delen ‘Romans’ aanduidt. Dat betekent bladeren. De categorieën ‘Poésie, thé tre’ en ‘Romans’, voor ons van belang, zijn veel te ruim, zowel naar tijd als naar plaats. Hoe 15de en 16de eeuwse anonieme nederlandstalige teksten te vinden? De gedrukte boeken uit deze eeuwen worden voor het overgrote deel bewaard in de afdeling ‘Réserve’! De incunabelen zijn ook hier het best beschreven en gemakkelijk te vinden via het zeer recente werk van Elliott-LooseGa naar eindnoot4. Voor de postincunabelen vertrouwen we voorlopig op Nijhoff-Kronenberg. Het zwakke punt vormt - als steeds - de periode na 1540. Goed beschreven zijn nog de op perkament gedrukte werken (‘vélins’), waar we echter voor het door ons gezochte type teksten niets aan hebben, en de getijdenboeken. Redelijk bereik baar zijn ook de 16de en 17de eeuwse Parijse drukken. Gelukkig blijken er volgens summiere gegevens uit bovengenoemd boekje nog een aantal kaartenbakken te bestaan, waaronder enkele met name van drukkers en boekverkopers of uitgevers van aanwezige werken. Uitvoeriger informatie over deze en andere catalogi in kaartvorm verstrekt een artikel van Jacques Guignard: Catalogues, répertoires et sources d'information à la Réserve [...]Ga naar eindnoot5. Er blijken registers in fiche-vorm te bestaan met namen van drukkers en uitgevers van a. velijnen, b. incunabelen, c. 16de eeuwse drukken, en d. 17de eeuwse en latere drukken. Rubriek c lijkt ons de meest aangewezen weg om te beginnen, waarbij we ons maar niet laten afschrikken door de vermelding van Guignard dat het zo'n 23.500 fiches zijn. Die hoeven we gelukkig ook niet allemaal door te nemen, aangezien de namen alfabetisch geordend zijn, zodat de noord- en zuidnederlandse drukkers vlot te vinden zijn. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 639]
| |||||||||||||||||||||||
2Voorzien van deze kennis stappen wij het imposante gebouw aan de Rue Richelieu binnen. De barrières blijken vooralsnog mee te vallen. Na tweemaal onze aanbevelingsbrieven getoond te hebben begint iemand met het uitschrijven van pasjes. Daarna verder naar de werkzaal van de Réserve. Een voor zo'n bibliotheek erg kleine ruimte is buiten naslagwerken gevuld met een twintigtal tafeltjes en stoelen met in het midden de chef en aan het begin een cipier in uniform, die de pasjes in ontvangst neemt. Op de vraag waar de typografische catalogus te vinden is wordt geantwoord dat zoiets niet bestaat. Welke boeken willen we eigenlijk inzien? Deze vraag zullen we nog vele malen te horen krijgen, waarna men ons op de mededeling dat we dat nog moeten uitzoeken, steevast aankijkt alsof we niet kunnen lezen. Hadden we ons streepjespak met vest maar aan! Na enig heen en weer gepraat tonen we de kopie van het artikel van Guignard: daar staat tenslotte dat er kaartenbakken moeten zijn. Na raadpleging van de chef, waarbij we het hele verhaal uiteraard weer moeten vertellen, volgt dan eindelijk de mededeling dat die bakken in een magazijn staan en dat ze niet vrij te raadplegen zijn. Op aanvraag kunnen ze worden ingezien. We zijn nu in een situatie beland als die bij een bioscoop-kassa, waar de juffrouw op de vraag ‘Heeft u twee plaatsen voor mij?’ ‘Ja’ zegt, en niets doet. Maar goed, we doen formeel de aanvraag. En welke wilt u hebben? Graag allemaal! De bediende doet geen poging zijn afschuw te verbergen, sloft weg naar het magazijn en deponeert even later drie stoffige bakken op onze tafeltjes. We kunnen er steeds drie tegelijk krijgen. Het zijn gelukkig de goede en het ploegwerk kan beginnen. De eerste bakken bevatten voornamelijk franse drukkers, zodat al gauw om drie nieuwe bakken gevraagd moet worden. Met verwijtende blik wordt het verzoek ingewilligd. Wanneer we 's middags na de lunch terugkeren, blijkt de kleine zaal vol te zitten. De wachter deelt mee dat we maar een tijdje moeten wachten. Op de mededeling dat we niet in Parijs wonen, maar helemaal uit Amsterdam komen, haalt hij zijn schouders op: voor zulke stommiteiten kan hij niet verantwoordelijk gesteld worden. Ook een gesprek met de chef in het midden levert niets op. Het verzoek om wat stoelen bij te schuiven wordt afgewezen: meer stoelen aan één tafeltje is tegen de regels. Wacht u maar, er komt in de loop van de middag vast wel wat vrij. Het bepaald niet fluisterend verlopen gesprek met de chef heeft in ieder geval gelukkig tot gevolg dat twee in de buurt zittende dames toefluisteren dat zij spoedig klaar zouden zijn. We kunnen weer beginnen. We vinden een aantal postincunabelen waarvan Nijhoff-Kronenberg het exemplaar uit de BN niet blijken te kennen, zodat het gewettigd is te vermoeden dat bij een systematisch doornemen van deze bakken op alle in Nederland gedrukte werken nog wel meer onbekende exemplaren zullen opduiken. Na enige tijd hebben we beet: Die distructie van ❘ der stadt van troyē ❘ Hoe si lestwerf ghedestrueert was vanden Griecken. Ende van die schoone ❘ amoreusheyt van Troylus en der schoonder Briseda Calcas doch-❘ tere die een verradere was. [hsn. met randen; onderste kwart blad ontbreekt] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 640]
| |||||||||||||||||||||||
der voor-❘screuen .K.M verboden alle ander Boeck-❘ printers ende Boeck vercoopers / dit selue❘ Boeck niet na te drucken ende conterfeyten ❘ binnen onsen voirschreuen lande voir de ❘ tijt van drye laren gepasseert is [...]❘ ne en confiscatie vanden selue [...]❘ Ende daer en bouen ie incu [...] ❘ vanden voirseyde S [...]❘ xx. carolus g[..]❘ nen die de c[...] ❘ Ghed[...] ❘ lesten [..]❘. De editie is ongetwijfeld gedateerd geweest, gezien de nog juist leerbare onderdelen van het adres op fol. [L4]recto. Met behulp van het drukkersmerk op de versozijde van dit blad kan de drukdatum geplaatst worden tussen 1569-15826. Hoe populair deze Troje-verhalen nog tot ver in de 16de eeuw waren, blijkt weer uit een evenmin geregistreerde druk van dezelfde tekst die we later zullen vinden in de Bibliothèque d'Arsenal. Overigens levert een wel door Kronenberg geregistreerde Seghelijn-druk bij Peeterssen van Middelborch te Antwerpen circa 1540 (NK 3365) nog een belangrijk gegeven. Het Parijse exemplaar (signatuur Rés. Yi 27) zit half los in een contemporaine band, die blijkens een notitie op het schutblad en een opschrift op de rug oorspronkelijk nóg een druk bevatte: Die distructie van der stadt van Troyen, gheprent Tantwerpen by Willem Vorsterman 1541 met plaaten We kennen voorlopig slechts één exemplaar van deze editie, en dat is zeker niet het verdwenen exemplaar uit deze bandGa naar eindnoot7. Aan de verwijdering zullen wel materiële belangen ten gondslag gelegen hebbenGa naar eindnoot8. | |||||||||||||||||||||||
3De oogst via deze typografische catalogus is uiteindelijk toch niet erg groot. Wat echter opvalt bij de signaturen van de nederlandstalige werken is dat de ‘literaire’ werken allemaal een signatuur hebben die met Yi begint. Als we in de loop van de middag de typografische catalogus doorgenomen hebben, verleggen we ons werkterrein naar de grote catalogusruimte naast de leeszaal. Ons oog wordt onmiddellijk getroffen door een groot bord met het woord anonymes; het blijkt te hangen boven een grote katalogus in kaart-vorm. We werken ons traditionele rijtje trefwoorden af, uiteraard beginnend bij historie. Tot onze verrassing blijken zo nu en dan Nederlandstalige werken alleen op een in het Frans vertaald trefwoord vermeld te worden. We vinden enkele ‘historiën’ uit de 16de eeuw, zoals de al aan NK bekende editie Vorsterman van Sydrac uit 1540 (sign. Rés. Y2 373) en het vierde en vijfde boek van Amadis de Gaule, Antwerpen, J. van Waesberghe, 1574-77 (sign. Rés. Y2 642-3). Maar verder zijn het slechts latere herdrukken, zoals van Jacke, de Verloren sone, Helias en Jan van Parijs. Over het algemeen zijn die wel bekend, met uitzondering van een Jacke-druk uit 1651, waarvan Boekenoogen in de bronnenlijst van zijn moderne uitgave van deze tekst meedeelt geen exemplaar te kunnen vindenGa naar eindnoot9: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 641]
| |||||||||||||||||||||||
De ❘ Historie van den ❘ longen lacke / die zijns Va- ❘ ders Beesten wachten in't Veldt. Ende vanden Cluysenaer die daer❘ quam om Iacke te castijden: Ende is❘seer genoeglijck om te lesen.❘ [hsn.]❘ Tot LEEVWARDEN,❘ Ghedruckt by Sydtse Rinnerts, Boeck-❘Druckerwoonende by de Vis-merckt by de Slot- ❘ makers Straet / in de ghecroonde Druckery. 1651 Onder schoone vinden we onder andere een exemplaar van een bundel refreinen waarvan Van Elslander vermeldt dat ze produkten bevat van een sterk anti-katholiek gekleurd refreinfeest dat in 1581 werd ingericht door de Brusselse kamer ‘Den Boeck’, maar waarvan hij geen exemplaar heeft kunnen terugvindenGa naar eindnoot10: Een schoon Boecxken, ❘ vol schoone ende stichtelijcke Refferynen, ❘ ghedicht op zekere twee vraghen byden Retho- ❘ risijnen van Bruessel vutghegeuen, ende by ❘ diuerssche Steden daerop solutie ❘ ghesonden. ❘ Ierste Vrage. ❘ wat de Misse is ende hoe veelderhande. ❘ Tweeste Vrage. ❘ wie die gene sijn die hen aldermeest op smenschen hantwerck sijn betrouwende. ❘[hsn.]❘ Gheprint tot Bruessele by Jan van Brecht ge-❘ sworen Drucker der seluer, woonende❘Jnt warmoesbroeck inden kerper. ❘ 25. September, 1581. [III. I] Parijs BN, Yi 1605
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 642]
| |||||||||||||||||||||||
4De eerste echte verrassing levert het trefwoord refrein op: een herdruk uit 1565 van de beroemde verzameling van Jan van Doesborch! Sinds de publikaties van Willems, Kossmann en Kruyskamp waren naast de editie van Van Doesborch zelf herdrukken van 1548 en 1640 bekend, terwijl Van Eeghem in 1957 wees op het bestaan van een editie uit 1565Ga naar eindnoot11. Als bron daarvoor gebruikte hij de Naamlijst van Tooneelpoezy uit 1772Ga naar eindnoot12. Hierin staat onder nr. 760 vermeld:‘Referynen in't Sot, Amoureus, Antw. Wed. Jacob van Liesveldt 1565, fr. band. lang 8vo’. Op grond van dit gegeven en het feit dat er in 1546 en 1570 edities van deze refreinenbundel op de Index stonden, vermoedde Van Eeghem dat ‘men hier wellicht niet [met] een letterlijke herdruk [te maken zal] hebben, wat trouwens de titel schijnt te impliceren, daar het woord wys, d.i. Refereinen in't wys, er uit verwijderd is’. Ook de mogelijkheid van een wèl letterlijke herdruk houdt hij open, door aan te nemen dat het woord wys ‘bij manier van verschalking’ door de weduwe verwijderd kan zijn. En in dat geval zou hij haar bewonderen om haar moed aangezien haar man in 1545 juist wegens het drukken van verboden boeken onthoofd werdGa naar eindnoot13. Na het opduiken van dit Parijse exemplaar kunnen de hypothesen van Van Eeghem worden vergeten: de titel van de bundel in de Naamlijst is ongetwijfeld niet volledig opgenomen, want het is uiterst onwaarschijnlijk dat de weduwe naast een komplete bundel ook nog een afzonderlijke bundel met zotte en amoureuze refreinen in hetzelfde jaar heeft uitgegeven: Refreynen❘[hsn.]❘Int❘[dwars en omgeven door ornamenten] sot ❘ amo ❘ reus ❘ wys Opvallend is dat fol. [L4] zowel op de recto- als de verso-zijde bedrukt is met een kleiner lettertype, zodat daar 26 regels per kolom voorkomen in plaats van de 21 in de rest van het boekje. Dit was nodig omdat anders een nieuw half vel gebruikt zou moeten worden. Niet alleen de titel, maar ook het uiterlijk doet direkt aan een herdruk van de bundel van Jan van Doesborch (in het vervolg JvD) denken, al ontbreken de houtsneden. De titelpagina is duidelijk een kopie van die van JvD. Dit is hier trouwens enigszins merk waardig aangezien de titelpagina van JvD met zijn houtsnede en een deel van de tekst overdwars, ook gevolgd wordt door teksten die evenwijdig gedrukt zijn aan de bindraden, terwijl dat in deze editie van de weduwe Van Liesveldt (in het vervolg VL) niet meer het geval is. De titelpagina hier is eigenlijk wat misplaatst in deze vorm. Inhoudelijk is de overeenstemming ook vrij groot, tenminste zonder in eerste instantie op tekstuele varianten te letten. Aangezien de inhoudsopgave, welke achtereenvolgens de stokregels van de refreinen int amoureus, int wijse en int sotte bevat, evenmin in overeenstemming | |||||||||||||||||||||||
[pagina 643]
| |||||||||||||||||||||||
is met de werkelijk afgedrukte teksten als bij JvD, hebben we deze beide afzonderlijk vergeleken. Bij de opgave van de stok regels der amoureuze refreinen heeft VL er 5 minder dan JvD; de afdeling wijze refreinen stemt geheel overeen, terwijl VL er bij de zotte 7 mist. De volgorde van de stokregels in de inhoudsopgaven der beide edities is verder gelijk. Belangrijker zijn natuurlijk de verschillen in de werkelijk afgedrukte teksten. Niet in de VL en wèl in JvD staan de JvD-nummers, 20, 23, 29, 41, 45, 55, 67 en 71, alle amoureuze, en de zotte refreinen 129, 131, 136, 141, 142, 144, 145, 148, 150, 151, 152 en 153, en nog enkele nota's. Het dertiende en laatste zotte refrein uit VL staat niet in JvD (en evenmin in andere bekende verzamelingen) en is daarmee de enige toevoeging ten opzichte van JvDGa naar eindnoot14. In totaal bevat deze editie dan 63 refreinen int amoureus, 36 int wijs en 13 int sot. | |||||||||||||||||||||||
5Wat is nu de waarde van deze vondst? Het vormt in de eerste plaats een bijdrage tot de waarderingsgeschiedenis van het refrein, waarvoor ook zeker het in Wolfenbüttel gevonden exemplaar van het Nieu Refereynboeck van 1590 een aandeel levertGa naar eindnoot15. Daarnaast is het ook uitgelezen voer voor filologen. Het levert veelsoortige gegevens op over fouten bij teksttransport van dit soort literatuur in de 16de eeuw, want zoals bekend zijn de refreinen van JvD op vele wijzen en plaatsen vermenigvuldigd tot in de 17de eeuw. En daarnaast geeft het zicht op varierende eisen van een verondersteld publiek in de varianten die het resultaat zijn van adaptaties. Wijzelf laten deze uitdaging echter liggen, omdat zij in eerste instantie te ver af ligt van ons onderzoeksveld, maar we kunnen het niet nalaten nog enige opmerkingen te maken. Kossmann heeft twee verminkte vellen met katernsignaturen G en H, die teksten uit JvD bevatten en thans bewaard worden in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage, nogal snel geïdentificeerd als resten van een editie 1548. Op grond van de bronopgave bij enkele citaten in Lejeunes Letterkundig overzigt van 1828 staat een editie 1548 wel vast. De extra bevestiging die Van Eeghem daarvoor meende te vinden in een gelijksoortige bronopgave bij citaten in Drijvers Mozaïek is buitengewoon naïef, daar Drijver eenvoudig Lejeune overneemtGa naar eindnoot16. De gevonden editie VL maakt het bestaan van een editie 1548 vrijwel zeker, aangezien er een approbatie van 6 juli 1548 in voorkomt. Vertegenwoordigen de fragmenten uit Den Haag (in het vervolg HF) nu een deel van de editie 1548? Kossmann signaleert naast een groot aantal overeenkomsten tussen Lejeune en de fragmenten ook een aantal verschillen. Hij verklaart deze echter luchtig als fouten van Lejeune. Het ligt meer voor de hand om aan te nemen dat HF een andere editie vertegenwoordigt dan die van 1548. Dank zij de wijze waarop de bundel op de Index van 1570 vermeld staat, kunnen we tot nog verdere identificatie komen: Refereynen soo amoureus e wijs Antuerp, by Ian van Ghele / ende by LiesueldtGa naar eindnoot17.soo is ongetwijfeld een fout voor sot. Een nader onderzoek van de wijze waarop in deze Index edities vermeld worden, leert dat hier twee afzonderlijke edities van hetzelfde werk bedoeld moeten zijn. Daarmee is het nu gevonden exemplaar van de editie 1565 bij de weduwe Van Liesveldt in overeenstemming. Blijft over de editie bij Van Ghelen. We hebben sterke aanwijzingen dat de Haagse Fragmenten | |||||||||||||||||||||||
[pagina 644]
| |||||||||||||||||||||||
de schamele resten zijn van een drukproef van deze editie. Het typografisch materiaal dat op de bewaarde bladen voorkomt, werd ook gebruikt door Van Ghelen, hetgeen vooral van betekenis is bij de kapitaal G die op de rectozijde van het eerste blad tweemaal voorkomt. Deze is, bij voorbeeld, ook bekend in een ongedateerde Ortulus anime-editie bij Van Ghelen, bewaard in een exemplaar te GentGa naar eindnoot18. Dat het verder vellen van een proefdruk moeten zijn, leiden we af uit het feit dat de bladen nooit gevouwen zijn en dat ze aangetroffen werden in de band van een contemporain werkGa naar eindnoot19. Bij een vergelijking van de drie oudst bekende edities (JvD, VL en HF) zijn we uitgegaan van de amoureuze en wijze refreinen, omdat, bibliologisch gezien, de mogelijkheid bestaat dat die apart gedrukt en zelfs verkocht zijn. We letten eerst op verschillen van hele versregels. Mocht icse noch eens dienen te passe is de stok van refrein nr. 77 bij JvD. Na vers 47 hebben zowel VL als HF hier een versregel die niet bij JvD voorkomt, maar die hier, zoals Kossmann ook al opmerkte, verkeerd staat en thuis hoort in het erop volgende refrein. Ook de vroegst bekende redaktie van dit refrein in Tghevecht van minnen bevat deze regel nietGa naar eindnoot20. Zowel HF als VL missen vers 20 uit het refrein Nemmermeer en spant ander int herte de crone (JvD nr. 79), terwijl vers 71 eveneens ontbreekt in HF en VL. Daarentegen bevatten HF en VL ook verzen die - ten onrechte - niet in JvD voorkomen, zoals vers 29 in JvD nr. 80. Op grond van deze varianten mag men aannemen dat VL een nadruk van HF of een daar nog tussenliggende editie is, daar
het niet waarschijnlijk is dat een zetter/korrektor zelf een heel vers toevoegt of weglaat. Ook de tekst aan het einde van de amoureuze refreinen ondersteunt deze hypothetische relatie. Terwijl JvD slechts meldt ‘
Hier na volghen die Refreynen van sinnen.’, hebben zowel VL als HF ‘
Hier eyndē die Refereynē int amoreus ❘ e
nv volghen die Refereynen / ende ❘ Balladen van sinnen’. (HF bevat slechts de gecursiveerde delen ten gevolge van de verminkte toestand van het vel.) Ook kleinere varianten in de refreinen (JvD nrs.) 77, 78, 79 en 80 leveren een patroon op dat meer overeenstemming laat zien tussen HF en VL dan tussen HF of VL met JvD, waarbij een enkele maal VL weer een betere lezing bevat dan HF, bijvoorbeeld in nr. 80, vs. 41, waar JvD en HF de lezing ieucht hebben tegenover duecht in VL. duecht past hier beter in het rijmschema en is inhoudelijk gezien juister. In de meeste gevallen waarin VL en HF verschillen komt HF overeen met JvD, en hebben deze beide de betere lezing. Hoewel dit slechts berust op een vergelijking van slechts enkele refreinen, menen we dat de konklusie over de waarde van VL overeenkomt met die van Kossmann over HF, namelijk dat naast een aantal betere lezingen er veel nieuwe fouten ten opzichte van JvD voorkomen. Aangezien een groot aantal betere lezingen van een dergelijke aard zijn, dat zij onmogelijk door een zetter/korrektor aangebracht kunnen zijn, moet dat betekenen dat er vóór de bundel van JvD een andere editie heeft bestaan. En tenslotte geeft zeker het feit dat in JvD een aantal opgegeven stokregels niet gehonoreerd worden, daarbij de doorslag. We moeten dan ook de mening van Kruyskamp dat JvD voor de amoureuze en wijze refreinen een editio princeps representeert, afwijzenGa naar eindnoot21. Samenvattend geven we dan nog een, zeer hypothetisch stamboom dan de vermoedelijke relatie tussen de thans beschikbare (fragmenten van) drukken:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 645]
| |||||||||||||||||||||||
6Het loopt tegen het einde van de middag en nog steeds hebben we het gevoel dat er op een andere manier meer te vinden moet zijn. Die andere manier moet dan lopen via de aard van de signaturen. Bijna alle titels die we genoteerd hebben, dragen signaturen die beginnen met Yi of Y2. Dit klopt met het ‘Cadre de classement des livres dans les magasins du département des imprimés’ dat wij hiervóór ook al vermeldden: de Y voor ‘poésie’ en ‘theatre’, de Y2 voor ‘romans’. Er zit niets anders op dan maar weer vragen aan het personeel van de catalogusafdeling. Is er een soort standcatalogus op die Y-nummers? Na lang heen en weer gepraat lijkt het erop dat we begrepen worden. Er blijkt een boek te bestaan waar alleen maar nederlandse werken in genoemd worden, maar wel met zeer verkorte titel. We krijgen een papiertje met de titel van het werk dat we moeten aanvragen: ‘Registre Clément, concordance Yi’. We moeten het ter inzage vragen aan het bureau van de dienstdoende bibliothecaris in de grote lees-en studiezaal. Dat blijkt op dit uur een fruitige juffrouw te zijn, die voor ons achter de balie, in het heilige der heiligen, een tafeltje ontruimt en persoonlijk een grote foliant in zwaar lederen band brengt, met op de rug in grote zware letters YGa naar eindnoot22. Het is een handgeschreven catalogus waarin onder andere een heleboel Yi-nummers met alleen maar nederlandstalige werken staan. Ze wijst ze ons vriendelijk aan, maar terwijl ze nog bezig is, wordt ze door een brommerige superieur teruggestuurd naar het door haar verlaten bureau aan het hoofd van de leeszaal. Eindelijk hebben we een goed spoor. Om eenidee te geven van de inhoud drukken we drie opeenvolgende nummers af: Yi - 308 Const-thoonend Juweel 1607 4o Onder nr. Yi-423 (6440) vinden we zekere Spiegel der Sibyllen, zonder meer. Het kan van alles zijn, maar we hebben het niet aangevraagd. Verder talrijke rederijkerswerken, produkten van wedstrijden en feesten, zoals de al genoemde maar ook Rotterdam 1599, Schiedam 1603 en andere. Ook de bundel refreinen uit 1565 komen we hier weer tegen. Gevestigde namen als Houwaert, Duym, Van Rijssele, De Dene en Castelein ontbreken evenmin, doch hun werken zijn al bekend uit de gedrukte auteurs-catalogus. We veren weer op bij nr. Yi-856, Pyramus ende Thisbe. Zou het een exemplaar zijn van een van de bekende edities òf is het de zoekgeraakte editie van Jan van Ghelen? We vragen het aan en naar spoedig blijkt niet tevergeefs: | |||||||||||||||||||||||
[pagina 646]
| |||||||||||||||||||||||
[Ill. II] Parijs BN, Yi 856
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 647]
| |||||||||||||||||||||||
[in houtblok] Pijramus Ende ❘ Thisbe. ❘ Schoon Rethorijeke Amoreus bequame ❘ Es dit barblijcke voor sulcken eersame. ❘ [hsn. met rechts daarvan een staande kolom + ornament]❘ Gheprint Thantwerpen op dye Lombaerde Veste inden witten ❘ Hasewint by my Ian van Ghelen Van Casteleins spel Pyramus ende Thisbe waren tot nu toe twee 16de-eeuwse drukken bekend, één van circa 1540 bij Peeterssen van Middelborch te Antwerpen en één bij Ghileyn Manilius te Gent van 1573Ga naar eindnoot24. Uit tekstvergelijking blijkt dat er een oudere druk geweest moet zijn. Op grond van gegevens uit een 18de-eeuwse catalogus konkludeert Van Es dat een aldaar genoemde editie bij Jan van Ghelen te Antwerpen wel de editio princeps zal zijn. Daar hij deze Jan zonder meer identificeert met de oudst bekende van die naam - er zijn er drie te Antwerpen in de 16de eeuwGa naar eindnoot25 - en daar tevens de houtsneden in de editie Peeterssen zouden wijzen naar de tijd rond 1520, komt hij tot een datering van deze druk van circa 1520Ga naar eindnoot26. Dit betoog wordt overgenomen en zelfs uitgebreid door lansen in een artikel over de literaire bronnen en oude drukken van dit spelGa naar eindnoot27. Ze heeft een nieuwe aanwijzing dat er een druk voor 1521 bestaan moet hebben aangezien Castelein zelf aan het eind van de Baladen van Doornijcke (geschreven 1521) klaagt over de slechte druk van zijn Pyramus ende Thisbe. Zo'n druk moet er inderdaad wel geweest zijn, maar het kan niet die bij Van Ghelen zijn. Jan II van Ghelen werkte van 1553-1583 op het genoemde adres, al begon hij eerder met drukken en al werd zijn naam met adres nog lang na zijn dood als ‘handelsmerk’ door zijn navolger(s) gebruikt. Het drukkersmerk in deze editie wijst op de periode 1569-1582Ga naar eindnoot28. Daar past de op de titelpagina bijgeschreven datum uitstekend bij, temeer daar deze korrespondeert met de beschrijving in een catalogus uit 1727: ‘Piramus en Thisbe. 1574. Hantw. by Jan Ghelen. 4.’Ga naar eindnoot29. In een andere catalogus, uit 1772, ontbreekt echter weer de datering: ‘Pyramus ende Thisbe. Anvers, Jean van Ghelen. ln-4o.’Ga naar eindnoot30. Mede gelet op de spellingvarianten tussen de beschrijvingen in de beide catalogi - waarbij onze druk letterlijk overeenstemt met die in de catalogus van 1772 zònder jaar - moet nu aangenomen worden dat er minstens twée drukken van dit spel bij Jan II van Ghelen verschenen zijn, één in 1574 (geen exemplaar bekend) en één zonder jaar (het Parijse exemplaar). Ten onrechte is dan de datum 1574 op detitelpagina bijgeschreven. In totaal betekent dat nu minstens vijf drukken van dit toneelspel in de 16de eeuw. Blijkens de varianten, die overigens inhoudelijk van ondergeschikt belang zijn, moet Van Ghelen rechtstreeks teruggaan op de verloren gegane editio princeps van vóór 1521. Daarbij gebruikte hij dezelfde houtblokken voor de illustratie als Peeterssen in zijn editie van circa 1540, met dien verstande dat hij over de komplete verzameling kon beschikken terwijl Peeterssen er tijdens het drukken kennelijk drie kwijt was. Dat laatste konstateerde Hummelen (zonder kennís van de Van Ghelen editie!) en hij kon tevens wijzen op een | |||||||||||||||||||||||
[pagina 648]
| |||||||||||||||||||||||
afdruk van één van deze ‘verdwenen’ blokken in een vroeg-18de-eeuwse editie van een werk van Cornelis de Bie. Hummelens rekonstruktie wordt bevestigd door deze Van Ghelen edtieGa naar eindnoot31. Wanneer we het totaal aantal houtsneden nummeren van 1 tot 23, dan herhaalde Peeterssen op twee plaatsen in zijn druk (10 en 19) het blok van nr. 7, dat op die plaatsen nergens op slaat. Bij Van Ghelen vinden we op deze plaatsen inderdaad andere houtsneden, die niet bij Peeterssen voorkomen, en waarvan er één korrespondeert met het door Hummelen gegeven plaatje uit Cornelis de Bie. In totaal bevat de editie Van Ghelen dus twee houtsneden die niet bij Peeterssen voorkomen, maar die ongetwijfeld tot de oorspronkelijke verzameling houtblokken behorenGa naar eindnoot32. [Ill. III:] Parijs BN, Yi 856, fol (E3) verso
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 649]
| |||||||||||||||||||||||
[Ill. IV:] Parijs BN, Yi 856, fol. H2 verso
| |||||||||||||||||||||||
7Het verhaal van Sanderijn en Lanseloet blijkt het ook eind 17de eeuw nog te doen, getuige de Historie van Sandrijn ende Lanslot, Utrecht 1684 (sign. Yi-1424). Tot nu toe was de editie slechts bekend uit een vermelding in de meergenoemde veilingcatalogus van toneelspelen uit 1772Ga naar eindnoot33. We bladeren door in het register met de Yisignaturen. De ‘titelbeschrijvingen’ zijn zo summier dat lang niet elke vermelding direkt te identificeren valt. Maar we kunnen niet alles aanvragen. Yi-2698 (Cruythofken vol bruyloftspelen, 1600) en Yi-2814 (Nieu tafelspel, 1623) hebben iets intrigerends, vinden we. Nieu ❘ Tafelspel van twe ❘(P)ersonagien / den eenen is een Boer / ❘ ende hiet Kees Knol / ende d'ander is een ❘ Boerin / ende hiet Neel Jans. ❘ Noch een nieu Tafel-spel van een Per-❘sonagie / twelck een kramer is / ende❘ verkoopt Vrijers. ❘Noch een nieu Tafel-spel van een Per-❘sonagie / 't welck een kramer is / ende ❘ verkoopt Vrijsters. ❘(hsn.)❘Oock zijn hier by gevoeght sommighe❘schoone ende boertighe Refereynen / alles ❘ seer genuechlick om te lesen. ❘ 'T AMSTELREDAM ❘ Ghedruckt ten Huyse van Harman ❘Jansz. Muller / Fyguer-snijder / inde Warmoes-❘ straet / inden vergulden Passer. 1623 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 650]
| |||||||||||||||||||||||
[Ill. V] Parijs BN, Yi 2814
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 651]
| |||||||||||||||||||||||
Dit kleine bundeltje is, zoals het adres nadrukkelijk vermeldt, níet gedrukt door H.J. Muller († 1617), maar door zijn zoon en dochter die het bedrijf in zijn pand voortzettenGa naar eindnoot34. Het bevat in totaal drie tafelspelen, vijf refreinen en één liedje, waarvan slechts het tweede tafelspel bekend is. We geven een korte opsomming van de inhoud:
De bundel wordt nogal gedomineerd door de aktiviteiten van degene die zich verschuilt achter de zinspreuk Liefd' baerdt konst. Wie dat is, hebben we niet zo gauw kunnen achterhalen. Hij was in ieder geval lid van de Amsterdamse kamer In Liefde Bloeyende. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 652]
| |||||||||||||||||||||||
[Ill. VI] Parijs BN, Yi 2698
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 653]
| |||||||||||||||||||||||
Sterk samenhangend met door Kossmann uitvoerig onderzochte bundels als Dboeck der amoreusheyt (1580) en Tprieel der Amoreusheyt (1596)Ga naar eindnoot36 is het volgende werk dat men in de Parijse anoniemencatalogus kan vinden onder Jardin (!): Cruyt-hofken ❘ Vol lieflijcke / ghe- ❘nuchlijcke / ende wtghelesen ❘Bruyloft-spelen ende Tafelspelen / soo wel❘van 1.2.3. als meer personen. Desghelijcx een Bate-❘ment endeeen Coninc-spel / al tsamen seer ghenuch- ❘ lick ende profijtelick voor alle Liefhebbers van de ❘ lofwaerdighe Const van Rhetorica, ende voor ❘ melancholijcke menschen om haer❘ swaermoedicheyt te ❘ verdrijven. ❘ Noch is hier by ghevoecht (twelck noyt ghedruckt gheweest en is) ❘twee spelen / ende de Legende van S. Haring / ❘ seer ghenoechlick te lesen. ❘ (vignet) Tot Delf, ❘By Bruyn Harmanssz Schinckel / woo- ❘ nende aent merct-velt inde Druc- ❘ kerije. Anno 1600. De bundel bevat in totaal twaalf afzonderlijke teksten, te weten drie bruiloftsspelen (één onbekend), zes tafelspelen (één onbekend), een factie, een koningsspel en een geparodieerd sermoen. Van de tien wel elders bekende teksten bevat de bundel tenslotte in drie gevallen een oudere (en betere) redaktie. We geven weer een korte opsomming van de inhoud, waarbij we ter plaatse in voorkomende gevallen steeds zullen verwijzen naar Hummelens Repertorium en een artikel van KossmannGa naar eindnoot37:
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 654]
| |||||||||||||||||||||||
Intrigerend is de zinspreuk Hout dat goet is die voorkomt onder het eerste, niet van elders bekende bruiloftsspel. Van een auteur met dit devies zijn namelijk reeds twee spelen bekend, beide afkomstig uit de Leidse kamer de Witte Acoleyen en afgeschreven in 1552: sMenschen Sin en Verganckelijcke Schoonheit en Wie voirmaels waeren de victoriöste (resp. Hum.Rep. 1 D 5 en 1 D 15). In de moderne uitgave van het eerste spel in 1967 wordt vastgesteld dat we hier te doen hebben met een zeer bekwaam toneelschrijver. Merkwaardigerwijze is men er niet in geslaagd de auteur achter deze zinspreuk te identificeren, hoewel er toch een sterke indicatie ligt in de kombinatie Leiden en het spel met het woord hout. Deze belangrijke auteur is namelijk niemand minder dan de vader van Jan van Hout, Cornelis Meesz. van Hout (1516-1595). Uit een bewaarde brief aan zijn kleinzoon Jan Jansz. Orlers de dato 20 maart 1594 is bekend dat hij zich ook aktief bezighield met de literatuur. Hij spreekt hier van een tafelspelletje en een drietal refreinen van zijn hand. Van hem is verder bewaard, naast nog zeven brieven, een gedrukt refrein op het Leidse Stadsarchief, dat weer ondertekend is met zijn zinspreuk inklusief de achtergevoegde verwijzing naar de bijbelplaats. Tenslotte is er nog een zesregelig rijmpje over het ontzet van Leiden in Orlers' Beschrijvinge der Stad LeydenGa naar eindnoot40. Tezamen met de twee spelen en het bruiloftsspel komen we dan tot een gevarieerd oeuvre, dat ongetwijfeld nog veel groter geweest moet zijn. Cornelis Meeszoon van Hout is kennelijk lange tijd een drijvende kracht in de Leidse kamer geweest, en misschien kan meer anoniem Leids rederijkerswerk uit de tweede helft van de 16de eeuw op zijn naam geschreven worden. | |||||||||||||||||||||||
9Aan het einde van de dag kijken we elkaar bij een glas wijn tevreden aan. Na veel gezucht en soms hoog oplopende irritatie hebben we dan toch enige resultaten geboekt. Maar, zeggen we hoopvol, nu we deze band met Yi-signaturen gevonden hebben, moeten we iets dergelijks met Y2-signaturen ook te pakken zien te krijgen. Opgewekt stappen we de volgende morgen dan ook naar de man achter het bureau in de leeszaal, leggen hem ons onderzoek uit en vragen hem vervolgens naar de band(en) met de Y2-nummers. Hij begrijpt niets van ons Frans of onze wens (of beide), want hij gaat over op Engels als voertaal. Maar ook in ons aanzienlijk betere Engels kunnen we onze bedoelingen niet duidelijk maken. Het eindigt in een suggestie van zijn kant om het probleem maar op te schrijven. Hij zal het dan aan kollegaas doorgeven, misschien dat die ons kunnen helpen. Zodra hij iets weet zal hij ons oproepen. Nog steeds glimlachend maant hij ons dan om te vertrekken, want we veroorzaken een queue van wachtenden die ook iets aan hem willen vragen. We druipen af. Na een half uur nog steeds geen bericht, zodat we maar eens gaan informeren hoe het er mee staat. Verontwaardiging: we zouden u toch oproepen! Na anderhalf uur (!) vinden we een briefje op onze tafel: we kunnen ons aan het bureau vervoegen. Daar zit nu een madame die bezig is ons briefje te lezen...Anderhalf uur aan het lijntje gehouden! Opnieuw proberen we het nu aan deze dame uit te leggen, maar het wil vandaag niet lukken. Wanhopig kijken we in het rond naar de aardige mademoiselle van gisteren, diè zou het wel weten, maar helaas, we zien haar ner- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 655]
| |||||||||||||||||||||||
gens. Aangezien we ook haar naam niet weten geven we het - met grote tegenzin - maar op. Toch moét daar achter die balies zo'n grote bruine leren band staan met allemaal (nederlandstalige?) Y2-nummers, waaronder de prozaromans die we zo graag hadden gevonden. De desillusie overheerst zo, dat we zelfs vergeten nog twee boekjes aan te vragen, die ook interessant lijken. We kwamen ze tegen in een eveneens door die vriendelijke juffrouw verstrekte band, genummerd ‘194. Cat de metières. Y 6230-6442’. Op fol. 224recto staat: ‘Suppl. Y. Poètes Néerl.’ en bij nr 132: Livre coutenant beaucoup de beaux refrains. Het lijkt niet onmogelijk dat dit een exemplaar is van de tweede druk van Anna Bijns' tweede bundel refreinen, waarvan een editie 1553 verondersteld is op grond van een approbatie met dat jaar in de derde druk van 1564, ook bij Jan van GhelenGa naar eindnoot41. Onder nr. 133 kwamen we ook de al gevonden refreinenbundel van de weduwe Van Liesveldt weer tegen, met de oude signatuur 6431 +Aa. Tot slot onder nr. 142: ‘Divers refrains + chansons. Antw. van Ravelinghen 1582’ met signatuur 6431 +Ak, een bundel die eveneens niet bij Van Elslander voorkomt. We gaan over tot het - tijdrovende - werk van het bestellen van fotokopieën en microfilms. Ook dat gaat elders gemakkelijker. Met gemengde gevoelens lopen we 's middags het gebouw weer uit: een mooie en rijke bibliotheek met helaas minder behulpzaam personeel. Uitgezonderd natuurlijk de aardige mademoiselle X. | |||||||||||||||||||||||
10Voor de laatste dag staat een bezoek op het program aan de Bibliothèque d'Arsenal, die gehuisvest is in een oud gebouw aan de oever van de Seine. We zijn veel te vroeg en moeten tot 10 uur wachten alvorens met onze brieven te kunnen zwaaien. Dat blijkt in het geheel niet nodig, want een bewijs van toegang voor de BN is ook hier geldig. Na uitleg van het doel van ons bezoek worden we verwezen naar handgeschreven catalogi, ingedeeld op de oude wijze van de artes, en naar een eveneens handgeschreven alfabetische catalogus. In de laatste vinden we op de bekende trefwoorden niets, maar de eerstgenoemde levert onder het subhoofdje ‘Romans allemands, flamands, hollandais’ enige verrassende titels. Onder signatuur Fol. B.L. 974 (dim 17781) vinden we: [één blok] Een schoone historie vā❘ Buevijn: des Grauen sone van Austoen: wt Enghelant gheboren. Die ❘welcke veel wonderlijcke auontuerē (in zijn leuen) van strijen: amoureus ❘ heit: e raderije gehadt heeft. E hoe hi namaels trouwede die schone ❘ Susiane: des Conincx dochter vā Ermenien: die wonderlijcke fortunē ❘ghehadt hebben En daer nae coninck van Enghelant ghecroont wert. ❘ [hsn.] | |||||||||||||||||||||||
[pagina 656]
| |||||||||||||||||||||||
Deze editie is bekend. Debaene noemt hem in zijn Nederlandse volksboeken, maar beschrijft hem niet. Hij noemt echter niet de twee volgende werken, die eveneens in deze catalogus te vinden zijn. Waarschijnlijk heeft hij ze ook wel gezien maar ze niet opgeschreven omdat ze alle vallen in de periode na 1540. In ieder geval maken wij ze nu bekend. Als eerste noemen we een exemplaar van de verhalenbundel van Jason en Hercules in de editie van Symon Cock. Een ander exemplaar bevindt zich in de British Library te Londen (signatuur: 12403.c.2): Van. Jason e ❘ Hercules. ❘ Dye wonderlike e vreemde hystorien. ❘E hoe dat die edel Jason ghewan dat Gulden Vlies / e vā zijn amoreusheyt❘e van zijn ander vrome feyten. E oock vanden vromen feyten❘des alder stercstē Hercules / hoe dat hidye Tyrannē veruolchde/❘e hoe dat hi die wonderlijcke monsteren versloech e doode. [2 hsnn.] Gheprent by mi Symon Cock. Vervolgens een exemplaar van weer een onbekende Troje-editie uit de 16de eeuw: zie pagina 21 Die Distructie Van ❘ Der Stadt Van Troyē ❘Hoe si lestwerf ghedestrueert was vanden Griecken. E ❘ van die schoone amoruesheyt vā Troylus e der ❘ schoonder Briseda Calcas dochtere die ❘ een verradere was. ❘ [hsn.]❘ Gheprint Thantwerpe op die Lombaerde Veste in onse ❘ lieue Vrouwen Thoren by my lan Roelants. Int ❘ laer ons Heeren M.CCCCC. ende LVI.❘ Men vintse te coope Thantwerpen op onser lieuer Vrouwen kerchof onder den Thoren.❘ Met Gratie ende Preuilegie. En hier laten we het dan bij. In Parijs zijn we nog lang niet uitgekeken, maar voorlopig wel uitgevraagd. En daarmee kunnen we, tenslotte, nog een laatste doelstelling van deze artikelen onthullen: de loutering van slecht weg te werken frustraties.
januari 1976 | |||||||||||||||||||||||
[pagina 657]
| |||||||||||||||||||||||
[Ill. VII] Parijs d'Arsenal, Fol. B.L. 978
|
|