Tweede Deel van Sparens Vreugden-Bron
(1646)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijVytstortende Soo Nieuwe als Singens-waerdighe Deuntjens
[pagina 160]
| |
Met een opghesetten sin,
En u niet begheven
Tot de soete Min.
2 Toomt ghy dus u jonghe Iaren
In dees lieve tijdt?
Dat ghy soo u leven slijt,
Sonder u te paren
Met een die u vrijdt.
3 Sult ghy dan dees brave Leven
En dit schoone lijf
Roven van zijn tijdtverdrijf,
Vol onlustigheden,
Tot onlusts gherijf.
4 De on-uytspreecklijcke gaven,
Die Natuer u jont,
Dus bedelven in de grondt,
En in d'Aerd' begraven
In soo korten stondt.
5 Neen, neen, wilt u doch besinnen,
Bruycktse wijl ghy meught,
| |
[pagina 161]
| |
Wanneer 't streckt tot eer en deught
Ghy sult est bevinnen
In de soete vreucht.
6 Spoed' u, wilt niet langher beyden,
Liefje 't is soo soet:
Treedt de onlust met de voet
En wilt u bereyden
Nu 't soo wesen moet.
Denckt en swijght. |
|