Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Verstroyde Pelgrims uyt vele steden.Singt met aendacht.
Ga naar margenoot+ O Christe God, Heere, van grooter weerden
Ga naar margenoota Suyver lammeken soet,
Ga naar margenootb Ghy zijt int vleesch verschenen op der aerden,
Ga naar margenoot+ Met also groot ootmoet,
Ga naar margenootc Ghy hebt dat eeuwich goet,
Ga naar margenoot+ V heerlijckheyt verlaten,
Ga naar margenootd V volck selve besocht,
Ga naar margenoot+ Die in sdoots schadu saten,
Ga naar margenoote Wt liefde boven maten,
Ga naar margenootf Den mensche dier ghecocht.
Ga naar margenoot+ 2 Ghy waert geboren o Coning groot van machte
Ga naar margenootg In Bethlehem Iuda,
Ga naar margenoot+ Van eender Maecht ootmoedich van ghedachte,
Ga naar margenooth Die voor God vandt ghena,
Ga naar margenoot+ Gheheten Maria,
Ga naar margenooti Al in een stal van beesten,
In armoede al daer,
Ga naar margenoot+ O God Vader der Gheesten,
Men maecket niet veel feesten,
Met uwen Soon eerbaer,
| |
[pagina 487]
| |
3 Want daer en was gheen plaets in de herberge,
Om den Heere te ontfaen.
Ootmoedich lam, sachtmoedich vry van erghe,
Hoe zijt ghy voorghegaen,Ga naar margenootk
Ga naar margenootl Die bootschap wert ghedaen,
Niet an seer groote Heeren,
Maer aen Herderen slecht
O menschen wilt u keeren,
Ga naar margenootm Tot Christum ende leeren,
Ootmoedich zijn oprecht.
4 Simpel end slecht quam ooc uwen voorboode,Ga naar margenootn
Ga naar margenooto Niet in cleederen sachtGa naar margenoot+
Ga naar margenootp Coningh'ghy, die ghelijck te sijne Gode
Gheen roof en hebt gheacht,
Tot Nazareth volbracht,Ga naar margenoot+
In u heylich lichame,
Ga naar margenootq Hebt ghy menighen dach,
V ouders ghehoorsame,
Ga naar margenootr Daer doch in uwen name
Al haer salicheyt lach.Ga naar margenoot+
5Ga naar margenoots Gheen hooghe, wijse, noch edel geboren
Van der werelt gheeert,
En hebt ghy tot Apostelen vercooren,
Ga naar margenoott Maer menschen ongheleert,
Al daer ghy hebt verkeert,
Ga naar margenootu Hebt ghy visschers ghevonden
Ter Galileen scherzee,Ga naar margenoot+
Die u ten selven stondenGa naar margenoot+
Volchd en na dijn vermonden,
En lieten haer gheree.
| |
[pagina 488]
| |
6 V wandelinghe was vry onverbolghen,
Al in vernedertheyt,
Al waer ghy gaet (sprack een) ic wil u volgen
Ga naar margenootx Maer ghy hebt hem gheseyt,
Ga naar margenoot+ Vossen hebben planteyt,
Hoolen die voghelen nesten,
O Coningh goedertier,
In dese aertsche ghewesten,
End had ghy niet ten besten
Omt hooft te rusten hier.
7Ga naar margenooty Sathan ginck u sijn rijcken toonen,
Ga naar margenoot+ Maer ghy en achtes niet,
Ga naar margenootz Als u de menschen Coninck wilden croonen
Ghy zijt ghevloden, siet:
En akst oock is gheschiet,
Ga naar margenoota Dat u jongheren keven,
Ga naar margenoot+ Om de meeste te zijn,
Ga naar margenoot+ Ghy hebt hen lien ghegheven
Aen u ootmoedich leven,
Een goet exempel fijn.
8Ga naar margenootb De wereltlijcke Coningenheerschappen
Heeren zijn sy ghenaemt,
Maer al die willen volghen u voetstappen,
Al sulcx niet en betaemt,
Want ghy om dienen quaemt
Niet om ghedient te wesen,
Ga naar margenootc Noch is dat u vermaen,
Ga naar margenootd Wort niet om hooch gheresen
De Heydenen na desen,
Seer in de werelt staen.
| |
[pagina 489]
| |
Ga naar margenoote Ghy loofder den Vader dat hy liet weten
leynen (die ghy bemint)Ga naar margenoot+
Want Hemelrijcke die hooghe secretenGa naar margenoot+
Ga naar margenootf Ghy seght wie als een kint,
Ootmoedich is ghesint,Ga naar margenoot+
Int Hemelrijck de meeste,
Is desen excellent,
Ga naar margenootg Die arm zijn van gheeste
In de Hemelsche feeste,
Sijn erfghenaem bekent,Ga naar margenoot+
10Ga naar margenooth Coningh van Zyon, ootmoedich van zeden
En sachtmoedich vermaert,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooti Ghy quaemt op een Ezelinne ghereden,
Te Ierusalem waect,
Wt ootmoedigher aert,
D'Apostelen haer voeren,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootk Ghewasschen boven dien,
Daer doch in uwen soeten
Ga naar margenootl Heylighen name moeten,
Haer buyghen alle knyen.
11 Doe u wel vreucht hadde mogen gebeuren,
Ga naar margenootm Hebt ghy verdraghen smaet,
Gheesselen, slaghen, smerten en doleuren,
Ga naar margenootn Al voor onse misdaet,
De crijchslien opstinaet,
Ga naar margenooto V een croone opstelden,
Van doornen seer fel,
V beschilpten en quelden,
Haer lasteren en schelden,Ga naar margenoot+
Hebt ghy verdraghen wel.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 490]
| |
12 Ia tot de doot, de doot des cruycen schuldich
Ga naar margenootp Ghy u ootmoet beweest,
Ga naar margenootq O Heer der heerlijcheyt seer goederhandich
Ghy storft ende verreest,
Daer door alsomen leest,
Ga naar margenootr Sit ghy vry van verseere,
Nu aen Gods rechterhandt
Ga naar margenoots Ghecroont met prijs end eere,
Ghy hebt met sulcken keere,
Verwonnen triumphant.
13Ga naar margenoott Prince gront steen van den heylighen tempel
Vast in den gheest gheplant,
Ga naar margenoot+ Ghy zijt in ootmoet, ons een recht exempel
Ga naar margenootv Maer ghy doet wederstant,
Ga naar margenootx Den hoovaerdighen, want
Ga naar margenooty Ghy haet al sulcke quade,
Maer die ootmoedich blijft,
Ga naar margenootz Die gheeft ghy u ghenade,
Ga naar margenoot+ Dat sijn ziele ghestade,
Vol rusten wel beclijft.
|
|