Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– Auteursrechtvrij
[pagina 258]
| |
Na de wijse: O mensch aenhoort//des Heeren woort.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota Ierusalem hoort//uws Conincx woort
Ga naar margenootb Ras sonder beyden,
Ga naar margenootc Doet op u poort//Ga naar margenootd Hy comt vant noort
V kinders in leyden,
Van der Sonnen opganck,
Ga naar margenoot+ Wt Babels ghevanck,
Ga naar margenoote Van haren pijnbanck,
Op sijn schouderen ghedraghen,
Ontfancktse met lof en danck,
Ga naar margenoot+ Bly sonder claghen,
Ga naar margenoot+ O Zyon bruyt//u tent ontsluyt,
Ga naar margenootf Ontfanckt u kinderen al//seer val,
Ga naar margenootg Doet treuren cleet uyt//Ga naar margenooth singt vreuchdt
Ga naar margenooti V roefheyt eynden sal.
Ga naar margenootk Treurt niet o Zyon, siet eens hoe schoon geluyt,
Dat u kinders versamen,
Ga naar margenootl Een eeuwighe croon//sal sijn haer loon,
Ga naar margenootm Sose my niet schamen,
Dese croon verbeyt,
Ga naar margenootn Met lijdtsaemheyt,
Ga naar margenooto Noch een weynich schreyt,
Ga naar margenootp Ick sal haest comen
Ga naar margenootq Betalen u sware arbeyt
Met allen vromen.
| |
[pagina 259]
| |
V swaer arbeyt//u pijn, u leutGa naar margenootr
Sal niet te vergheefs zijn//hoort mijn,Ga naar margenoot+
O Bruyt verbeyt//mijn MajesteytGa naar margenoots
Ick com', vercieren u fijn
Ga naar margenoott V Bruydegom soet//comt metter spoet
Ga naar margenootv Doet aen u cieraet
Ga naar margenootx Gaet hem te gemoet//Ga naar margenooty doort geloof goet,
Ga naar margenootz Neemt gheen langh beraet,
V Coninck fijnGa naar margenoota
Begheert, hoort mijn,
De schoonheyt dijn,
Ga naar margenootb Wilt t'bruylofs cleedt aentrecken,
Schouwet alle valsche schijn,
Ick haet de vlecken.
Ga naar margenootd Schoon, heylich en reyn//ben ic alleyn,Ga naar margenoot+
Ghy moet oock heylich zijn//met mijn,
Ga naar margenoote Een claer fonteyn//ben ick certeyn
Ga naar margenootf Wascht u, al zijt ghy fijn.
4Ga naar margenootg Al zijt ghy reyn//vergaderinghe cleyn
Ga naar margenooth So reynicht u meere,
Ghy zijt certeyn//mijn bruyt alleyn,Ga naar margenooti
Ga naar margenootk Neemt van my gheen keere,
Ga naar margenootl Comt alderliefste bruyt,
O schooneGa naar margenootm spruyt,
Ga naar margenootn Hoort mijn gheluyt,
Ick sal u trouwen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooto Comt eet van mijn fruyt,
T'sal u niet rouwenGa naar margenoot+
Ga naar margenootp Mijn fruyt is goet//als hoonich soo soet,
Ga naar margenootq Comt o mijn bruyt en eet//om niet
| |
[pagina 260]
| |
Ga naar margenootr Valt my te voet//met Hester ootmoet,
Want ick de schoonste hiet.
Ga naar margenoots De schoonste ick zy//die getrout heb dy
In Hemel en aerden,
Ga naar margenoot+ Hoe soude ghy//dees bruydegom bly,
Ga naar margenoott Nu met aenvaerden,
Ga naar margenootv Gods Soon ben ick ghenaemen
Ga naar margenootx My niet en schaemt,
Ga naar margenooty Maer altijt versaemt,
Om mijn woort te verbreyden,
Door t'gheloof also betaemt,
Ga naar margenootz Wie mach ons scheyden,
Vyer, water noch zwaert//ons met der vaen
Niemant en mach ons scheen//van deen,
Ga naar margenoot+ Hoe seer Babel baert//en toont haer aert,
Ga naar margenoota Wy vreesen harer gheen.
6 Al is Babel qiaet//dat ghys' afgaet,
Ga naar margenootb Wilt daerom niet vreesen
Ga naar margenootc Die t'quaet aflaet//en doet mijn raet
Ga naar margenootd Moet ghehaet wesen,
Ga naar margenoote Wee haer sy sal veracht
Ga naar margenootf Sijn, als sy lacht,
Ga naar margenootg En een croone dracht
Ga naar margenoot+ Die ick u sal gheven,
Ga naar margenooth O Bruyt hier doch op acht,
Ghy sult eewich leven,
Ga naar margenooti Een eewige vreucht//voor u cleyne deucht
Ga naar margenootk Onreyn als een out cleet//dat sleet,
Is u toe geveucht, met mijn genaey neucht
Ga naar margenootl Uws vaders huys vergheet.
| |
[pagina 261]
| |
4 Comt dochter verlaet//ws vaders staet
Ga naar margenootm Wilt tot my wenden,
Ga naar margenootn Gaet niet te raet, met u vleesch quaet,
Ga naar margenooto Maer omgort u lenden,
Ga naar margenootp Ghedoocht de Son met vlijt
Een cleyne tijtGa naar margenootq
Ga naar margenootr Druckt u neder en lijdt,
Die weynich hetten,
Als ghy dan in vreichden zijt,
T'sal u schaden noch letten.
Ga naar margenoots Der sonnen schijn//die dede my pijn,
Ga naar margenoott Dat ick t'schoone coloor//verloor,
Wilt dit met mijn//Ga naar margenootu deelachtich zijn,
Al wort ghy swert, als moor.Ga naar margenootx
8 Siet ick ben swart//van pijn en smert,Ga naar margenooty
Nochtans seer milde,Ga naar margenootz
Bereyt u hert mijn swart aenvert,
Neem t'gheloof t'een schilde,
Ga naar margenoota Reyst na de schoone stadt,
Ga naar margenootb En wort niet mat,
Ga naar margenootc Al is engh haer pat,
Wiltse door dringhen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootd O lijve bruyt lijdt nu wat,
Ga naar margenoote Ghy sult van vreucht noch springhen.
Ga naar margenootf Als voncken siet//die loopen int riet,
Ga naar margenootg En als mestkalveren vet//dencket
Ga naar margenooth Wt dit verdriet//im vreuchde gheliet,
Ga naar margenooti Mijn ziel verlangt na diet.
9Ga naar margenootk Na u Heer//verlangt my seer,
Babel doet my beswaren,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 262]
| |
Ga naar margenootg Noyt oock en sach de vreucht,
Die u is toeghedeucht,
V daermede gheneucht,Ga naar margenoot+
En houdt u drome,Ga naar margenoot+
Gaet voort in alle deucht,
Tot dat ick come.Ga naar margenoot+
Ga naar margenooth Siet ick com' ras//Ga naar margenooti doet aen t'haernas,
Dat ick niet vindt bloot//noch doot,
Ga naar margenootk Ghy zijt als gras//o aerd' en as,
Waeckt en verwint in noot.Ga naar margenootl
|
|