ik meen, een poëziefestijn, Versjazz, in de Tilburgse Schouwburg hadden georganiseerd en Kees daarop zelf wilde optreden en wel in een wit pak. Hij bekeek zich wel tien keer in de spiegel voor zijn uiteindelijke opkomst. Die was overigens pas mogelijk nadat Hans Vlek, die het podium niet afwilde, min of meer gewapenderhand verwijderd was.
Kees was helemaal een vat van tegenstrijdigheden. Hij droomde weg bij de aloude tradities van Griekenland en veerde energiek op zo gauw traditieloze nieuwigheden uit Amerika kwamen overgewaaid, hij was dynamisch en aarzelend tegelijk en in de liefde zocht hij naar een moeder en een vamp in één persoon. Kees was een groot kind, en dat was ie. Er stak, zoals Hofland ook opmerkt, geen greintje kwaad in hem, maar door al die eigenschappen kwamen zijn pogingen in de kunst eerder aandoenlijk over dan serieus.
Hij kon echter niet altijd een kind blijven. Kees stierf op 43-jarige leeftijd, ondanks zijn hartkwaal onverwacht en op een moment dat er juist enig succes aan de horizon gloorde. Nog niet zozeer omdat hij met drie andere Tilburgse dichters afspraken had gemaakt over het samenstellen van een gezamenlijk avondvullend poëzieprogramma waarmee het literaire podium stormenderhand veroverd moest worden, maar vooral omdat een beeldend project met Henk Hofland en Tom Jansen in de Wal bijna aan uitvoerig toe was. Ze zouden het Museumplein in Amsterdam vol betonnen blokken gaan zetten. In het midden zou één blok worden weggelaten. ‘Op de bovenranden van de vier omringende blokken kwamen.’ schreef Hofland in een aan Kees gewijd artikel in de NRC, ‘volgens de plannen van Kees en Tom, fotoelektrische cellen. Tussen 16 en 26 juni zouden die zoveel zonne-energie verzamelen dat deze randen oplichtten en teksten vertoonden. Maar wat voor teksten? Dat lag voor de hand: de belangrijkste passages uit de vier belangrijkste wereldgodsdiensten.’ Beeldende kunst. Maar wel teksten!
Nu Kees dood is komen er geen beelden op het Museumplein. Hij zal het moeten doen met de uitgave van een selectie van zijn nagelaten gedichten, geïllustreerd met zijn eigen beeldend werk. Het moet een mooie uitgave worden die, als dat gehaald wordt, op de verjaring van zijn sterfdag het licht ziet. Na herlezing van de bundels die Kees, vaak in eigen beheer, op de markt bracht, ben ik ervan overtuigd dat een dergelijke bloemlezing met recht kan worden samengesteld. Nogmaals, het gaat niet om het meest wereldschokkende dichtersoeuvre, maar wel om een verzameling gedichten waarop is gezwoegd tot de dood erop volgde. Gezamenlijk tonen zij aan hoeveel lijn er in al die tegenstrijdigheden van de maker zat.
Mogelijk komt er ook een stichting, die met het geld van Kees' nalatenschap kunst en kunstenaars gaat stimuleren. Of die de Kees van Kalmhout Stich-