[Nummer 1-2]
Woord vooraf
Het Tilburgse literaire landschap, zoals dat in de afgelopen tien jaar is gegroeid, kent een aantal onmiskenbare karakteristieken. Eigenzinnig, onafhankelijk en vooral vastberaden, zo zou je het inmiddels ontstane klimaat nog het best kunnen kenschetsen. Zo wordt aan de Tilburgse letterenfaculteit al een aantal jaren op eigenzinnige wijze literatuursociologisch onderzoek verricht dat, ondanks de indringende kritiek van de zijde van de traditionele taal- en letterkundewetenschap, inmiddels een stevige voet aan de grond heeft gekregen. Daarnaast worden er in Tilburg jaarlijks vele literaire evenementen - zoals Nederlands grootste publiekstoegankelijke prozafestival: de Nacht van het Boek - georganiseerd door evenzovele literaire verenigingen, stichtingen en gelegenheidsclubs.
In die Tilburgse petrie-bak werd ook vijf jaar geleden SIC letterkundig tijdschrift voor het eerst uitgegeven. Geen uitgever, geen literaire stroming, geen grote namen in de redactie die de onderneming ruggesteunden, maar slechts ongebreideld enthousiasme en het idee dat de SIC-variant node ontbrak aan het literaire tijdschriften-firmament. Zonder het gemak van een literaire infrastructuur of de troost van een of andere geletterde bloedgroep om in tijden van tegenslag bij uit te kunnen huilen, vaart SIC nu al vijfjaar een radicaal onafhankelijke koers. Dat is een klein mirakeltje.
Is er nou sprake van een Tilburgse ‘Welle’, een Tilburgs alternatief? Je zou het haast denken, ware het niet zo dat elke zakelijke, inhoudelijke of persoonlijke band tussen de faculteit, de organiserende verenigingen en SIC ontbreekt. Misschien is dat nog wel het stelligste bewijs voor de eigenzinnige onafhankelijkheid die Tilburgs literaire biotoop kenmerkt.
Maar wat houdt die onafhankelijke eigenzinnigheid in het geval van SIC nu eigenlijk in?
SIC heeft nooit geloofd in het opstellen van prestigieuze beginselprogramma's die via de binnenweg van discussies en polemieken op de culturele pagina's van grote dagbladen een snelle bekendheid garandeerden.
Dat wil nog niet zeggen dat er geen koers was in die vijf jaren. SIC heeft zich een lustrum lang sterk gemaakt voor een plaats voor de buitengaatsheid. Waarom? Omdat we getrakteerd dreigen te worden op een nieuwe vorm-of-vent-discussie. Omdat rasvertellers in het verdomhoekje van de loutere anecdote dreigen terecht te komen, omdat het huiskamerrealisme en de grachtengordelroos verstikkend dreigen te worden. Waar het georganiseerde literaire milieu zijn eigen modes en codes maakt, sleutelde SIC in de zijbeuken aan een ‘back to the basics’.
In SIC werd gekozen voor uithuizigheid, het ‘buiten’ leven, aandacht voor de verteller-pur-sang en dat heeft geleid tot een fiks aantal opmerkelijke debuten de afgelopen vijf jaar. Geen schoonheid om de schoonheid, maar een