De schreeuwende kat-soe, op zyn wagen. Pak maar weg, stuk voor stuk, voor vier stuyvers
(1775)–Anoniem De schreeuwende kat-soe, op zyn wagen. Pak maar weg, stuk voor stuk, voor vier stuyvers– AuteursrechtvrijZingende de aldernieuwste Liederen, die hedendaags gesongen worden
Op een Aangename wijs.Wat ziet men Hedendaags floreeren
Als het komt van niet tot iet
Dat goet dat kent zijn zelve niet,
Want door hun dragt en Burger pragt
Zijn zy in Venezoen gebragt,
Gelijk men ziet zoo geschiet
Komt niet tot iet ‘t is gewis
Dat iet zijn eige Baes niet is;
De tyt schynt hem te zijn vergeeten
‘t Is gelyk ‘t spreekwoort leert
Wanneer een Mof met een Mensch verkeert
Hy word mijn Heer houd zig ge-eert,
| |
[pagina 61]
| |
Kan niemant weer.
2. Op een Strovis aangedreeven,
Uit een mager schraal Quartier,
Zy maken hier zo grote zwier,
En voeren een trein buiten gemein,
Een Burger agte zy veel te klein,
Gelyk men ziet zo geschiet,
Maar ging men eens na dat vet Land,
Daar hen de nood heeft uitgebant,
Dan zou men dikmaals ondervinden,
Dat zy zyn van een groot geslagt,
Met karnemelk groot gebragt,
Schoon zy in schyn grote Heeren zijn,
Haar afkomst is maar klein.
3. Komen zy in de stad getreeden,
O hoe zy verwondert staan!
Ziene zy de Huisen aan,
Dat doet haar goed, ô gants bloed,
‘t Is hier daar men wesen moet;
Gelyk men ziet, zo geschiet,
In Amsterdam die schone Stad,
Draijen zy in hun Moffen gat;
En na korten tyd geleeden,
Siet dan eens die groene ziel;
Om zijn Hoed een gaude Kriel,
Seer fraay geboord, als dat behoord,
Dat Moffen zwaart.
4. Het Fortuyn dient voor de Vreemdelingen,
Zo als men alle dagen ziet,
Maar gunst is voor een ander niet:
‘t Word geextemeert dat maar floreert,
| |
[pagina 62]
| |
Schoon haar ‘t verstant aan ‘t gelt mankeert,
Gelyk men ziet zo geschiet,
Zy zyne nouwelyks in de Stad,
Zy zijn mijn hert dog zonder schat,
Ia onkundig in alle zaken,
Maar na verloop van een korte tyt,
Als zy haar Moffen aart zijn kwyt,
Zy zijn mijn Heer houd zig vijer,
Kan niemand meer.
5. Veel Meiden en Kamenieten,
Zy zyne nauwelyks in de Stad,
Zy hebbe rok of hembt aan ‘t gat,
Maar na een Iaar word men gewaar,
Dat zy de Iuffrouws volgen na,
Gelyk men ziet zo geschiet,
Zy gaane aanstonds by mijn Heer,
Een halve Reijer voor ieder keer,
Dan kunnen zy wel Modes dragen:
Zy worden Ryk in korte Tyd,
Als zy haar domme aart zijn kwyt,
Schoon zy in schyn Iuffrouwen zijn,
Haar afkomst die is klein.
|
|