Dit is een schoon suverlijck boeckxken, in denwelcken ghy vinden sult veel schoone leysenen, ende gheestelijcke liedekens(ca. 1625)–Anoniem Schoon suverlijck boeckxken– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een schoon liedeken, van de verrijsenisse ons Heeren. Christus lag in doodes banden, voor onse zonden gegeven, die is weder opghestanden, En heeft ons bracht dat leven Des wy sullen vrolijck zijn God loven ende dancbaer zijn Ende singen Alleluya. de doot niemant dwingen conde By allen Menschen kinderen Dat maeckte alle onse zonde, Geen onschult was te vinden Daer quam die doot so vast, Ende nam over ons gewalt, Hielt ons in zijnen rijcke gevangen Alleluya. Iesus Christus Godes zoon In onse Stede is ghecomen, En heeft die zonde afgedaen daer mede den doot genomen Al zijn recht ende zijn gewalt Daer blijft niet dan doodes ghestalt, Sijn macht heeft hy verloren, Alleluya. Het was een wonderlijcke crijgh, De doodt en leven ronghen Dat leven behielt den strijt Het heeft den doot verslongen Die Schrift heeft verdondighet dat, Hoe een doot den anderen vrat Een spot uyt den doot is geworden, Alleluya. Hier is dat rechte Paeschlam daer van God heeft geboden Dat is aen des cruycen stam In heeter liefde ghebraden, Des bloet rekent onse door Dat hout den geloove den doder voor, die worger can ons niet roeren Alleluya. So vieren wy dat hoge feest met herten vroud und wonne dat ons die Heere schijnen lech Hy is selven die Sonne die door zijnen genaden gantz, Verlichtet onse herten gantz, der zonden nacht is vergangen Alleluya. Wy eten ende leven wel In rechten Paesschen fladen Die olde suerdeeg niet sal sijn By den woorde der genaden Christus wil die spijse zijn, Ende spijsen die ziel alleen Die gelooves genen anderen leven, Alleluya. Vorige Volgende