werkelik ongewoon geestelik en literair vacuum voorafging, een vrij gemakkelike overwinning behaalden en sedertdien volkomen meester bleven van het terrein, in zoverre dat zij nu reeds lid zijn van de Koninklike Vlaamse Akademie, zijn echter weinig ernstige kritiek gewoon in 't eigen land.
Zeer eigenaardig gaat van de Woestijne thans de kern van het konflikt ergens aan de buitenkant zoeken.
Wij zouden het nieuwere van de wereld hoofdzakelik zien in een ‘vorm’? En het verschil tussen Van Nu en Straks en wat wij bedoelen zou er alleen een van ‘vorm’ wezen?
Ontmoedigend verkeerd waar het verschil hem zit in de hele houding tegenover ‘literatuur’. Laten wij hier enkel uit het manifest van Ruimte aanhalen:
Wij willen tevens het belang van kunst en literatuur niet overschatten. Geweldige problemen bekommeren de denkende mensen. Geestelik ontwikkelden in alle landen laten de zuivere materialistiese machthebbers steeds begaan en trekken de lijn van hun passiviteit uit de oorlogsjaren door die vaak tot serviliteit ontaardt. ...Wij willen ons ...blijven rekenschap geven van de loop van de tijd en ons geluid en onze wil voegen bij die van allen die een louterende invloed willen uitoefenen op het wereldgebeuren.’
Een van de problemen die ons bekommeren, en wel het meest voor de hand liggende en voor ons het dringendste, is het Vlaamse. Wij staan er als schrijvende mensen alles behalve onverschillig tegenover. Onze houding tegenover dit probleem, voor ons de enige gerechtigde, brengt mede, dat we in Europa nog wat anders leren zien dan litteratuur en vandaar zeker nog wat anders dan Franse literatuur. Waar van de Woestijne aan de groep van ‘Het Fonteintje’ prijst dat zij zich alleen in Franse letterkunde spiegelt, betreuren wij dit na volgen van een houding (eenzijdig literaire belangstelling) die een van de zwakke punten was van Van Nu en Straks als geestelike beweging en meer nog van de onmiddelike epigonen, en die mede hun betreurenswaarde houding, die in niets van die van de onmondige massa of haar gezagvoerders afweek, tijdens en na de oorlog bepaalde.
Aan deze groep looft van de Woestijne nog dat ze ‘in alle eenzaamheid, in alle bescheidenheid, buiten alle strijd om, en alleen om der wille van literaire schoonheid, zitten te werken’. Wij willen graag recht doen aan hun fijn talent, maar menen niet dat hun ivoren toren - de term is wat afgesleten, maar blijft