Roeping
Bij 't begin van de derde jaargang zal de ondertietel van Roeping luiden: maandschrift voor schoonheid in leven en levensuiting. T'is 'n verduideliking van onze bedoelingen ook in de tietel. We hebben in Roeping nooit iets anders gewild, en daarom hebben we 't niet willen noemen: maandschrift voor kunst, hoewel daar eerst over gedacht is. Maandschrift voor kunst zou, meenden we, te eenzijdig zijn. 'N enkel estheties tijdschrift zonder meer verlangden we volstrekt niet. De zuivere schoonheid die God is, bezielt heel et inwendig en uitwendig menselik leven, en die schoonheid hebben we van den aanvang af altijd gewenst en bedoeld.
Maar ook de tietel ‘maandschrift voor schoonheid’ schijnt niet duidelik genoeg te wezen, daarom deze verklarende uitbreiding. Dat onze verlangens en onze bedoelingen verder strekten dan eenvoudig kunst, hebben eigenaardig genoeg, onze tegenstanders in 't maatschappelike en godsdienstige terstond begrepen, en zij verweten ons dadelik, dat onze opvatting van schoonheid, de kristelike, die in alles van God uitgaat en tot God terugkeert, de hunne niet was; zelfs, dat er zo, volgens die beginselen, van kunst en schoonheid geen sprake kon zijn.
Anderen, sommigen tegen beter weten in, hebben ons eenzijdigheid toegedicht, alsof we de schoonheid-schijn bedoelden, de uitwendige openbaringsvormen, en niet beschouwen wilden de diepere goddelike levensbeginselen, waar 't hele menselike leven uit groeien moet. Welnu, nog eens onze verklaring: wij sluiten niets uit van de grote beginselen die 't menselik leven bezielen moeten; niets, op geen enkel gebied. Daarom onze verklarende tietel nu: schoonheid in leven en levensuiting. 'T leven in al z'n krachten die van God uitgaan, en op God moeten gericht zijn in alle levenswerkingen, et menseleven in de persoon afzonderlik, et menseleven in de gemeenschap; dat alles moet zijn in God, zowel naar de beginselen als naar de openbaring van die beginselen: dus in leven en levensuiting. Dat is de schoonheid die wij bedoelen, de gehele goddelike harmonie van de mensewereld.
We hebben tot nu toe niet alle levensbeginselen en levensuitingen afzonderlik behandeld; gelukkig hebben we nu de zekerheid dat in 't vervolg dit wél zal gebeuren. En zo hopen wij met onze talrijke oude en nieuwe medewerkers 't onze te doen, om de mensen en de gemeenschap der mensen zuiverder te richten naar de eeuwige schoonheid Gods.