Niet volledig.
In 't Jubilee-nummer van de Maasbode, 6 Sept. j.l., scheef W. Nolet in 'n belangrijk artikel over ‘de Nederlandsche katholieken onder de regeering van H.M. Wilhelmina’: 'n geestdriftig overzicht van 'tgeen we in de laatste 2 jaren hebben tot stand gebracht op politiek gebied, in onderwijs, wetenschap, in liefdadigheid, in de verdieping en uitbreiding van ons geloofsleven: - ook in kunst.
‘Op het gebied van de kunst, zo zegt de schrijver, mag een verblijdende vooruitgang geconstateerd worden in architektuur en beeldende kunst en muziek. Veelal is het nog een tasten en zoeken, omdat men niet meer voldaan wordt door het oude, traditioneele, en het nieuwe nog niet bevredigend is, maar de belangstelling is er en naast de kunstenaars van erkende reputatie staat een phalanx van jongeren klaar, om de taak over te nemen. Wanneer ook hier de katholieken doorgaan met zich-zelf te durven zijn en nieuwe toepassingen te zoeken van de oude beginselen, die Cuypers en Brom groot maakten, dan hoeven we de toekomst niet te vreezen.’
't Is zeer waar, wat Nolet hier schrijft, maar 't is onvolledig: omdat de letterkunst totaal onvermeld blijft.
En toch bij wat diepere gedachte over dit belangrijk deel onzer katolieke bedrijvigheid, dat wij 't kunstleven noemen, zou 't terstond zijn opgevallen, hoe we in de 25 jaren van Wilhelmina's bestuur heel wat litteraire winsten gemaakt hebben, en vooral in de laatste tijd, ons meer en meer als zelfstandigheid gaan voelen en uitspreken. Zie ‘Over Katholieke Litteratuur in Holland’ door Gerard Bruning, in Pogen Juli 1923. En, om nu geen werken te noemen: bewijst de oprichting en inhoud van Beiaard, Opgang en Roeping dan niets? Terwijl de verdienstelik-geredigeerde kunst-rubriek van de Nieuwe Eeuw met haar openhartigheid, en met haar voor kalme hollandse naturen soms wel wat te onstuimige maar zeer zuiverende en sterkende kritiek, dit bewijs aanmerkelik kan verstevigen.
Ze vallen onder de ruim 100 periodieken, die Nolet te voren vermeldde: maar 't wil ons toch voorkomen, dat om de richtingen, die ze vertegenwoordigen en om de inhoud, die ze bevatten, 'n uitdrukkelike vermelding noodzakelik was geweest. Zo is 't kunst-overzicht van Nolet beslist onvolledig.
M.M.