De rhynsburger leister: zingende 38 nieuwe en 13 weinig bekende zoo menuetten, airs, herders als minne-zangen; teedere en aardige vryagien; lenthe- zoomer- en morgen-zangen
(ca. 1785)–Anoniem De rhynsburger leister– Auteursrechtvrij
[pagina 111]
| |
ô! Onbestendig Lot,
Wat baard gy my al smart;
Gy dryft met my den spot, bis.
En kweld myn droevig Hart.
2.
Hy, wien Fortuin nooit heeft gestreeld,
Beleeft veel vergenoegder Dagen,
Dan die door haar eerst was bedeeld
En daar na voeld de felle Slagen,
In een verägten Staat,
Van Armoede en Elend.
Daar ieder één hem haat, bis.
En hy geen Vrienden kend.
3.
Naar Eer en Aanzien, ieders Wit,
Is 't dat wy staâg met yver dingen,
Hoe vuerig haaken, naar 't bezit
Van Rykdom, alle Stervelingen.
Men heeft die Gaven vaak
Nog naauwlyks, of 't Geluk
Vlied weg en ons vermaak bis.
Verkeerd in bitt'ren Druk.
4.
ô! Overvloed wat brengt gy niet
Al Onrust aan! Gy streeld de Zinnen,
Zoo ras men u Bezit geniet,
Dat 's waar; Maar, zal men u beminnen,
Zoo moest gy duurzaam zyn.
Maar neen! gy wykt: Het Lot
| |
[pagina 112]
| |
Dat geeft, by Smart en Pyn, bis.
Nog Schimp en Smaad en Spot.
5.
Men maakt Fortuin tot een Godin,
Om Rykdom bid men t'allerweegen,
Maar beeter waar' het, in myn' Zin,
Dat men nooit Rykdom had verkreegen,
Dan dat men naderhand
Daar van het streelend Zoet,
Daar elk na Watertand, bis.
Met smart weêr miszen moet.
6.
't Is best, om een gezonde Ziel,
Begaaft met Kennis, Deugd en Reeden
(Die altoos haaren glants behiel,)
En wakk're wel-gestelde Leeden
Te Bidden; want die dat
Bezit, heeft meerder dan
Vergangklyk Goed en Schat, bis.
Hem immer geeven kan.
EINDE. |
|