zegd heb, by het eerste Neuriën van de Zeister Leeuwerk, dat ik myn best zou doen om haar genoegen te geeven, al zou 'er een Tweede Deeltje moeten op volgen.
Kwaadaardige Menschen, die altoos, op het geene een ander doed, vry veel te vitten hebben, schoon ze ook zelfs onbekwaam zyn iets half zo goed te maken; Gelyk ook de Wangunstige, die Niets meêr leed doed dan dat alles niet aan haare onverzaadelyke Winzugt word op-geofferd, willen wy maar overlaaten aan zig zelven.
Ik beveele my alleen in de gunst van haar, welke zon-