| |
| |
| |
Bart Meuleman
Een paar gedichten voor mijn vader
*
je kunt jezelf na lange tijd weer ter hand nemen
en doen of er niets is veranderd, dat is, je schrijft weer,
je tikt je geluidsarme letters weer over,
opdat alles in de buurt bleef.
want je weet, een verse dood is niets,
als dampend brood, zoveel als je daar van kunt eten.
maar grofweg een bar jaar later, ligt zo'n dood
zo langzaam ver weg te verkwijnen.
de trouwe zwarte hond die niet naar het erf keert.
| |
| |
*
draa draa, knalt het purperen oog door de levende stilte,
een accent van de streek.
het volgt Roland Garros op het scherm van de ziekenhuistelevisie,
ze staan weer gelijk na een spannende rally,
in mijn vaders mond zijn tong verdroogt
tot een dunne hoorn die niet meer beweegt.
dat is doodgaan: iemand onmogelijk nog te drinken kunnen geven.
omdat je niet weet, dat ook al, waar hij is nu.
| |
| |
*
het wordt laat, de rolluiken hangen te sluimeren.
je zit weer in je veranda tussen de vogelgeluiden,
basf 60 ferrochrome, de piepende wieltjes van je recorder
niet meegerekend, en uit je vreedzaamheid begint langzaam
gelukzalig de droom te dagen dat ook dat niet meer hoeft,
ooit, waarom niet een rookpluim zijn, de ademtocht
een scheet maakt je vooralsnog wakker.
| |
| |
*
dat de bovenste knoop van zijn hemd, bijvoorbeeld, niet los ging.
nieuwerwetse gebruiken, de lichte verwoesting van zeden
vanaf een bepaald uur, iedere godganse dag van het jaar opnieuw,
zijn door z'n glimlachend zacht verstand uit
'n andere tijd onbegrepen gelaten.
*
| |
| |
dienaangaande berichten wij nader het volgende
toen je op je brommer nog zat, te midden van het eindeloze leven,
op weg naar klanten in hun gespannen houding
tegenover De Volksverzekering
(kinderen... hebben geen remmen)
sprak je, in het geheel niet vanzelf maar toch zeer eigen
- het is je jaren goed gelukt -, een taal
later kwam de auto en geraakten ook andere dingen
op het achterplan, uit het zicht
- we hebben het wel doorgehad, daar moesten we erg om lachen -,
waar het allemaal voor het rapen ligt.
| |
| |
*
ik doe maar eens iets dat ik niet eerder deed,
vooruit dan, ik schrijf je een brief.
in het licht van de eeuwigheid kan plots meer.
met het kind gaat het goed,
het lacht, het eet, het speelt, alleen
als het droomt raakt het soms beschadigd.
het is wat je altijd al zei
we blijven het best op ons pad.
en niemand sliep zo vlug in als jij,
in een grijze vrede zonder beeld.
op een enkele keer na dan, toen die nacht
met die vrouw op haar stoel aan een boom vastgebonden.
of die nacht met dat grote grote water.
zoals je de ochtend nadien verklaarde: onheil.
| |
| |
maar hoe dan, vroegen we hardhandig lachend,
en nee, meer wist je ook niet, hoe konden we jou geloven.
inmiddels staat het me helder voor de geest,
je hebt op alle vlakken gelijk gekregen.
|
|