Na het shagje span ik de ketting, spuit olie tussen de as en de ketting en draai aan de trappers totdat het goed klinkt. Ik klik de kettingkast weer vast, takel de fiets op de grond en schrijf het reparatie-briefje. Daarna haal ik de twaalf fietsen binnen en laat de rolluiken zakken.
Als ik met de auto naar mijn winkel rij, neem ik een andere route dan's avonds, terug naar huis.
Ik rij voorbij het park, langs het meertje en kijk naar het water, naar de plek waar de doos stond. Ik zie het water, de eenden en de bomen aan de overkant en rij verder, naar huis.
In de gang trek ik mijn schoenen uit, loop naar de keuken en pak een blikje Hertog Jan uit de koelkast. Ik rook en kijk naar de tuin waar ik al maanden geen stap meer in heb gezet. Aan de overkant, op de eerste verdieping, zie ik twee vrouwen in de keuken staan. Ze drinken uit wijnglazen en lachen.
Het is al donker als ik mijn tweede blikje neem. Daarna warm ik een blikje doperwten op, gooi een slavink in de braadpan en eet op de bank.
De winkel openen, klanten helpen, fietsen repareren, naar huis rijden, twee blikjes Hertog Jan drinken, eten, televisie kijken en naar bed.
De herfst wordt kouder maar het vriest niet. Ik hou de weerberichten in de gaten, de dagen gaan voorbij, het wordt januari maar niet kouder dan een graad of twee.
Op de tweede zaterdagochtend van het nieuwe jaar is het eindelijk koud. Ik trek de deur achter me dicht, loop naar de auto en steek mijn neus omhoog. Er hangt vorst in de lucht.
Ik rij naar de winkel en parkeer de auto naast de snackbar. Freek staat bij de achterdeur te wachten, hij wrijft in zijn handen.
‘Koud,’ zegt hij, als ik de deur open.
‘Het gaat vriezen,’ zeg ik.
Ik zet een pot koffie en we roken een sigaret. Freek zit op de werkbank en vertelt dat zijn moeder morgen jarig is en dat hij en zijn