De Revisor. Halfjaarboek voor nieuwe literatuur 4-5(2012)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] Jos Versteegen Vier gedichten Je moeder (1) Zij wikkelde het mes in kranten en deed er elastiek omheen. Je droeg het pakje naar de bus. * Zij neemt het ongesneden brood, een reuzenbaksteen, uit een trommel en drukt het stevig aan haar borst. Het mes. De tanden in het brood. Het snijden dat op zagen lijkt, de zachte strepen van geluid, de schort met kruimels en het mes dat rustig naar het hart toe werkt. Dan, tussen duim en blad, reikt zij het eerste brood aan van die morgen. [pagina 83] [p. 83] Je moeder (2) Je ziet het tafelzeil met bloemen, hun mosterdkleur tot naast de blaadjes. Een oud geluid van porselein: zij draagt een stapel etensborden, haar rechterhand zet neer. Bestek en opscheplepels, onderzetters. De pannen staan nog op het vuur, je hoort een deksel rammelen terwijl de stoom ontsnapt. Vet sist. Zij prikt in aardappels en worst. Zij roept ons en we zijn er niet. Zij zet het eten vast op tafel, schept rode soep in zeven borden. Je ziet het licht dat op haar hoofd en handen valt, haar dunne haren, de damp die opstijgt om haar heen. Zij schuift haar stoel naar achteren, gaat zitten, roept nog twee, drie keer en legt haar armen naast het bord tussen de bloemen op het zeil. [pagina 84] [p. 84] Je vader (1) Een zwarte beurs, drie vakjes, leeg. Drukknoopje, bovenop wat roest, beginnend scheurtje in het leer, misschien waar hij zijn nagel zette voor tegendruk, wanneer de prijs van het verbaasde paard of kalf met handjeklap was vastgesteld en borrels en sigaren wachtten. Je ziet hoe hij zijn duim bespuugt, de bankbiljetten telt, opvouwt en wegschuift in het zwarte leer. Het zou november kunnen zijn. De wagen met het paard of kalf die naar de hoofdweg draait terwijl het geld al warm is in zijn jas en hij een zaaltje binnengaat. Jenever, bier en harde stemmen die zeggen dat er nachtvorst komt, zon, regen of een derde oorlog. [pagina 85] [p. 85] Je vader (2) Kraan, gootsteen, donkergroene verf in plaats van tegels aan de wand. Hij wast en kamt zich voor de spiegel; er groeien vlekken in het glas, als inkt die uitloopt met de jaren. Het scheren: cirkelend, zoemend. Je ziet een griezelig insect dat rode strepen in zijn hals bijt. Jij mag het ook gebruiken, later. * Je neemt het zwarte borsteltje, veegt langs de drie scheerkoppen, blaast. Het dier heeft as gegeten, lijkt het, die grijzig in je wasbak valt. Het porselein schoonspoelen, wrijven, en dan het glinsterend insect weer laten zoemen op jouw huid. De oude spiegel ligt op zolder, verpakt in kranten, in een doos. Je moet er eens naar kijken, straks. Vorige Volgende