De Revisor. Jaargang 36(2009)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 77] [p. 77] Willem Milo Gedichten Het veerhuis Als op water aangelegd de bodem, breedgeschouderd dekhout tegen de wand en vistuig bij wijze van nadruk als behang, men legt verveeld de kaarten weg, eet wat vis, schenkt nog eens bij, is ergens niet zichzelf, praat in splinters alsof 't aan iets ontbreekt, hoort hoe de muziek daarop inspeelt, terwijl buiten op de droge hoogte een rij wachters, langbenig en wit, zich warmdraait in de wind wat er later gebeurt weet men niet, bij tijd en wijle schokken de hoofden omlaag, roze getint, dooraderd, men houdt wat preuts de benen tegen elkaar, zwijgend, drinkend, gekwetst, lippen als cement, opgetuigd voor een middag, maar al te veel is weg gesneden, wat rest zijn zware rondingen, kleverige eindjes, het is niet veel, het is zeer weinig, men trekt zijn jas recht en gaat achterwaarts de deur uit, men haast zich niet, men sluit een veldweg verder vrede met zichzelf en laat als altijd zijn das gerimpeld achter tussen witte knopen kaarsvet - [pagina 78] [p. 78] Paar Men bezoekt elkaar, al jaren, al die uren die men zoals nu, kwijt moet, blootgelegd stukloopt, in de duizeling kalm vloekend klaarkomt, even kromtrekt, na reiniging zichzelf de broek aantrekt, wegloopt, zijn jas rechttrekt nu daar buiten aan iets anders denkt, een wolkschaduw die vertraagd de tuin uitlegt, een lege badkuip op het zuiden een bult vermolmd hout, uithangend wit om tegenaan te kijken, twee stoelen in het gras, stoffig en bescheten alsof men daar iets zoekt, het laatste beetje, naarstig uitgespreid, in een tuin die sloopt - [pagina 79] [p. 79] Een geur van sneeuw Aangestoken door een kille winterscherpte, de geur van sneeuw uit de verte, maakt iemand ergens een bed op voor iemand die niet meer thuiskomt ziet men nog even hoe een vlag, halfstok, opstijft en een losgeraakt hek door de kou overeind blijft sneeuw daalt nu neer als wit stof, zacht valt het geheim uit de dag; het kind in de man zucht en wacht, en wacht, nu het loslaat, maar zacht als een verdwaalde halve lach, het langzame al is het maar voor even, onder het oog van de hemel, alsnog niet een vreemde - Vorige Volgende