Op 8 september laat Allard mij weten dat Thé en ik nog samen op de foto moeten. Waar en wanneer in godsnaam, vraag ik me af.
Op 10 september komen we elkaar tegen bij het verzorgingstehuis. Zijn vader is ziek, mijn moeder jarig. Vandaar.
Foto gemaakt door zwager, met toestel van nichtje.
Het moet nog geschreven worden.
Ik begin en weet niet hoe ik er een eind aan moet maken. Het worden vier coupletten; Thé vindt de helft genoeg. 13 Juni krijg ik een cd te horen met 'n eerste versie. Als ik het refrein hoor kan ik me niet meer herinneren welk stom riedeltje ikzelf daarvoor in mijn hoofd had. Na drie keer luisteren verbeeld ik me dat dit precies de muziek was die mij voor ogen/oren stond. Van de vrijheid woorden te verwijderen, te vervangen of te herhalen, is beperkt gebruik gemaakt. In ons gesprek hierover kom ik erachter dat Thé meent een vrouw te moeten vertolken. Mijn bedoeling was dat de fietser een man/jongen was en haar, rug en benen derhalve toebehoorden aan een vrouw/meisje. ‘Mannen letten niet op een kaarsrechte rug,’ is Thés commentaar. Hij mocht veel veranderen maar dit niet. Je moet er maar aan wennen, laat ik hem nogal autoritair weten in een brief die ik 20 juni verstuur.
Half juli komt de brief - waarin de oorspronkelijke tekst met de goedgekeurde en de veranderde veranderingen - weer terug; ik schijn me vergist te hebben in het huisnummer.
Omdat ik mijn kleindochter te logeren heb en het te warm is om welke handeling dan ook te verrichten, blijft alle post nog even op het bureau liggen.
Het is het laatste weekend van juli. Mijn logé is vertrokken. Het weer zal omslaan. In het verzorgingstehuis waar mijn moeder en de ouders van Thé op dezelfde gang wonen, overlijdt mevrouw Lau. Antje Lau-Bogtman had in haar jonge jaren een kaarsrechte rug. Zij torende boven alle verkeer uit.
Halverwege augustus steek ik de teruggekomen brief in een nieuwe enveloppe, vergezeld van mijn condoleances.
Thé vindt hem als hij terugkomt van vakantie.