| |
| |
| |
Patrick Bassant en Sander Turnhout
U weet wel beter
Er bestaat een schilderij van Paul Klee dat ‘The Golden Fish’ heet. De gouden vis staat op het schilderij op een centrale positie, de zeven andere vissen zwemmen elk naar een hoek van het schilderij alsof ze zich uit de voeten willen maken. Om hun heil buiten het schilderij te zoeken door van de rand af te zwemmen. De gouden vis is een symbool voor de evolutie.
Walter Benjamin, 1934
Alles wat eetbaar is, kan gevangen worden in muziek en de juiste tonen vullen de maag.
De boeken puilden uit. Voor wie kon lezen waren er de tekens. Wie alles bleef relativeren, voelde geen trillingen in de buik. Slechts degenen die oog hadden voor wat de toekomst bracht, barstten los in paniek. Ze maakten zich belachelijk in de ogen van de weermannen die het allemaal lieten waaien. Wij zwegen en kozen het hazenpad. Als de wereld vol van woorden was, en de taal ongelijk zou krijgen, dan was het nu een kwestie van rennen. Puur fysieke, verderfelijke inspanning. You'd better run. De tijd van woorden was voorbij. De poëzie heeft afgedaan. De wereld stond in de hens en er viel weinig te verwachten van het bluswerk; dat zou alles uitdoven.
De lucht was al bleek en donker. Als het traag kloppende hart van een beer in winterslaap werd de bevolking in de ochtendspits naar buiten gepompt om met de avondspits weer naar binnen te worden gezogen. Wie een enkele reis neemt, blaast de laatste adem uit. De bus raasde door het donker als een verlaten bark in de maalstroom, om de aansluiting met de vloot niet te verliezen. Er was wel degelijk haast bij, wellicht was alles al te laat.
‘Op aarde is meer zee dan land. Kijkt u maar op de wereldkaart. De zee is groot en wijd en blauw. Of grijs of zwart, als er wolken in de lucht hangen.’ Heer U sloot zijn archieven.
‘Oké hier is 't. D'ruit.’
De deuren schoven sissend open en even later stonden negen mensen langs een
| |
| |
verlaten snelweg. Hoewel er goed beschouwd maar één richting was die we uit konden, duurde het een ogenblik van zinloos overleg voor er verder gelopen werd. Natuurlijk was niemand hier eerder geweest en wist niemand zeker of deze weg de goede was. Maar aangezien er geen andere optie was, waren het alleen de lafhartigen die van de gelegenheid gebruikmaakten om vooraf de handen in onschuld te wassen. Deze schuldelozen zijn later als eersten van hun drank beroofd en in de berm geditched. Op zeker moment is het begonnen met regenen. Aan ‘zie-je-welzeggers’ heb je niets.
We waren het erover eens dat de zee ons redden zou. Waarom weten we niet meer. Wie zou overleven, wist dingen zeker of wedde keer op keer op het juiste paard. Zo wordt geselecteerd en niet anders. Het hazenpad is lang en vol hindernissen. We hadden het tempo hoog te houden. We konden niet anders dan de zeurende stemmetjes in de staart van de stoet de mond snoeren. Bovendien ging alles vanzelf. Terwijl even later de klachten en protesten als kleine dikke meelzakmensjes aan hun stropdassen bungelden, bepaalden we orde, doel en richting. Zwarte druipende vlekken in de nacht. Als je je dan toch misdraagt, is het zaak om dat te doen in een uithoek van de wereld waar je niet gezien wordt. Lang hebben we evengoed niet gelachen.
Op het moment dat de dingen zich weer in beweging zetten, werd voor het eerst het ritme hoorbaar. Een drum, een diepe bas. In de verte viel er met donderend geraas een archiefkast om. Er werd luid gevloekt, een zegelring met vingerkootje rolde over de vloer. Een paleis van laatjes, vol bloed en kaartjes. Het zal gerust een tijd hebben geduurd voordat alle kaartjes stil op de grond lagen. Alles op de juiste plaats terugzetten leek een illusie. Ook een archiefkast kan mensen aan de werkelijkheid laten lijden. Opnieuw leren tellen? Heer U keert zijn scepter om en zwaait.
‘Hoorde jij ook iets?’
‘Alleen de muziek in de verte. Ik denk dat de voorstelling bijna begint.’
De drum veranderde in geroffel, het geroffel in gedonder en binnen enkele maten barstte er een dreunend noodweer los. De fakkels doofden en de onrust verspreidde zich over de stoet. Er was haast bij. Onze zaak was de noodzaak. Wij maakten van de nood een halszaak.
We kregen gelijk: de hel was begonnen. Maar we waren te laat. Er werd hier een vuur gedoofd waarvan we het bestaan niet hadden kunnen vermoeden. We meenden ankerkettingen te horen grommen. We hoorden dieren in blinde paniek stennis schoppen. Tegen tralies beuken, tot ze uitgleden in hun eigen bloed en het
| |
| |
bewustzijn verloren. Angst in de meest pure vorm werkt als benzedrine. We vergaten de angst en renden tot onze rubberzolen sisten in de regenplassen. Als we nog meer tijd verloren, verloren we de toekomst. Bovendien hadden we schreeuwende honger gekregen.
Het productiebos was, door de hevige stromen en de geërodeerde bodem, veranderd in een grillig mangrovewoud, waar de kaalgeregende wortels als spinnenpoten op de bodem stonden. Bij het krieken van de ochtend hield het op met regenen. Verkleumd en verdoofd bekampten we de laatste restjes van ons rantsoen dat had bestaan uit borrelnoten, breezers en blikbier. Door honger verdoofd zetten we ons na een ogenblik van geweld in beweging richting kust. Sommigen begonnen hun deliria te neuriën, anderen verbeten de pijn en hielden hun hallucinaties met moeite op afstand. Danig verzwakt had niemand meer moeite met het spookschip. Illusie of niet, er steeg rook op uit de kombuis. En waar rook is, is vuur.
We gingen aan boord. Het schip nam bezit van ons en koos het ruime sop. Na enkele weken in een diepe slaap gevaren te hebben, werden we gewekt door een vreemd geluid. Het monster van de oerwateren schraapte zijn keel. Er brak opnieuw een storm los. De natuur veranderde. De witschuimende zeespiegel werd een loeiend hemelbeest. Er was geen verschil meer hoorbaar tussen donder en wind. De borden vlogen door het schip en in paniek zochten we een heenkomen. Als ratten in de val, als muizen op een schip. Een dichte mist vloeide om ons heen. De dreigende lucht schreef in spookachtige talen, onze ondergang in de wolken.
Zij die bovendeks durfden te komen, voelden de mist als een natte handdoek hard in het gezicht. Overal was vals water. Afgestompt door vermoeidheid en blasé door wat we hadden meegemaakt, klonken we onszelf vast aan iets stevigs. We hoorden hout op hout schuren als parende stekelvarkens. We hoorden het geloei van vee, angstig. En we hoorden andere geluiden. We bladerden razendsnel door de archieven van ons geheugen maar konden de beelden niet thuisbrengen. Alleen het bloed werd zichtbaar. De horror, niets dan de horror. We zakten door het water.
Toen de storm even plots stopte als ze was begonnen, was het uitdagend stil buiten. Het schip lag scheef op de golven. We klommen uit onze schuilplaatsen en zagen voor het eerst in maanden land dat nog niet door water was verzwolgen. Het schip was door een krankzinnige opgepakt en achteloos neergesmeten op wat ooit een berg was geweest. We zagen een smalle reep strand, dan olijfbomen en verderop een woud. En het was doodstil. Midden op het strand stond een bordje:
| |
| |
We voelden ons welkom. Alsof er hier dagelijks hongerige mensen aanspoelden die niets liever wilden dan zich laven en spijzen. We trokken het woud in. De chaos op het strand lieten we verder voor wat het was, ons wachtte de poort.
Boven de deur hangt een spreuk en de zetel der genade, we twijfelen niet maar neuriën het krachtdadig gebulder als we de paleisgang binnengaan. Een stevig mars: de zaken vallen op zijn plaats. We gaan uiteten bij heer U. Het is prettig te weten dat het bij heer U goed toeven is. De goden zij gedankt dat het noodweer eindelijk is opgehouden. Wij hebben het gered. We zullen niet meer spreken van de regen.
Heer U staat voor zijn kaartenbak. Waar andere mensen van het weer genieten of op zwijnenjacht gaan, is heer U altijd thuis. Het is heden ten dage niet zonder risico zich in het openbaar te vertonen. Er zijn autoriteiten die op U loeren. Heer U is een oude man geworden. Hij vult de tijd met het opschrijven van de dingen die hij meemaakt. Grote en kleine gebeurtenissen schrijft hij op dagboekbladzijden, die eigenlijk kartonnen kaartjes zijn. Die kaartjes zijn eigenlijk kleitabletjes, die U secuur ordent in een grijze, metalen archiefkast. En aangezien hij momenteel meer tijd heeft dan er dingen gebeuren, begint hij zijn ordening voortdurend opnieuw. Systemen zijn als tonen, ze bouwen samen aan zichzelf.
Kennis. Kennis van de wereld is beschikbaar. En hoe meer kennis, hoe meer macht. Wie de compleetheid bereikt, is onkwetsbaar. De bibliotheek van Alexandrië wilde een exemplaar van alle boeken ter wereld. Alexandrië verzoop. De bibliotheek ging verloren.
Informatie is classificeerbaar. Als je genoeg kartonnen kaartjes van 12,5 bij 7,5 centimeter hebt, kun je alles archiveren. Van alle tijden, alle landen en alle boeken, films, pamfletten, foto's, kaarten, schema's, kranten, wetten, noteerde ik de referenties. Met een iconografisch repertorium als bonus. Elk object dat enige informatie draagt, wordt document en hoort thuis in de documentologie. Dus ook bierviltjes. Ik verzamelde er achtduizend.
Ik ontwikkelde het zenuwcentrum van informatie. Van nu af aan hoefde er niet meer om kennis gestreden te worden, dus waarom zouden volkeren nog oorlog
| |
| |
voeren? Ik was een van de grondleggers van de Verenigde Naties, met de Nobelprijs voor de vrede op zak, naast zeker een vijftigtal andere prijzen. Ik bouwde een paleis, niets minder dan het ultieme resultaat van de encyclopedische geest. Het vooruitgangsgeloof, het pacifisme en bovenal de triomf van het universalisme. De nieuwe mens werd geboren, laat ons tot ons bidden. Het gezamenlijke weten van de mensheid zou ik als nevel over de aarde verspreiden. Maar het heeft niet gemogen. Iemand heeft ergens verdeeldheid gezaaid. Heeft U het gewild?
Het is ongelooflijk te beseffen dat juist mijn plannen om tot een betere wereld te komen, gebombardeerd werden door de crisis, de oorlog en de totale paniek in Europa. De kennis van de wereld stond stil. In 1934 besloot de regering de handel op te doeken. Het interesseerde ze geen zier meer. Alle fiches verdwenen in de kelders van de Koninklijke Bibliotheek. In mijn zenuwcentrum werd een rubberfabriek geplaatst. In 1941 werd alles weggehaald door een volk dat een bovenmatige interesse aan de dag legde voor het verheffen van de mens. Al snel bleek dat ze niet veel vertrouwen in mijn methode hadden. Mijn kindje werd weggeborgen in een bejaardentehuis. Van hot naar her gesleept, met alle gevolgen van dien. Zestig jaar lang heeft niemand er iets aan gehad.
Het ideale klassement is een utopie, want elk klassement is arbitrair. Ze laten geen plekken over voor toeval, ze negeren de categorie ‘varia’, zeker als deze groeit als kool. Dat wil niet zeggen dat we niet alles ter wereld in een archiefkast of desnoods, samengebald, in zo'n 24 folianten onder kunnen brengen. Voor de een is die gedachte eerder geruststellend, een ander zal duizelend van een trapje lazeren.
Op de drempel van de grote hal wachten we op zijn wenken. De muren zijn behangen met honderden voorwerpen waarop adelaars, helmen, vleugels en sterren staan afgebeeld. Onder elk werk een bordje met een nummer en de tekst ‘Ceci n'est pas un objet d'art’. Een zwaar beringde hand met vier vingers geeft aan dat we naderbij mogen komen. Welkom in het vleugelkabinet. Zo onopvallend mogelijk proberen we over zijn schouder te gluren. Wat er op de tabletten geschreven staat, krijgen we niet te zien. Dat is maar goed ook; U schijnt een hekel te hebben aan bemoeizucht.
Als je je droom in rook op ziet gaan, als je oplossing voortijdig door het probleem wordt vernield en als je levenswerk wordt behandeld als een voddig experiment, dan ben je vatbaar voor een duwtje in de rug. Het maakt weinig uit welke kant op. Als er ooit iemand aanklopt om je kind te behoeden voor de ondergang, zou je gek zijn om te twijfelen. Ik was niet gek. Misschien omdat mijn eer dat niet toeliet.
| |
| |
Misschien omdat ik bleef geloven in mijn plan. Misschien omdat ik weinig anders kon. De bibliotheek van Alexandrië kon zichzelf niet verdedigen. Heer U kreeg mijn kennis om de wereld te veranderen en had de tanden om die kennis te verdedigen. Dat maakte U gevaarlijk. Maar niet minder hoffelijk.
Met een apocalyptisch brede glimlach heet hij ons welkom en gaat ons voor naar de eetzaal. De tafel strekt zich uit van het altaar tot de poort. In de zijbeuken staan bedienden opgesteld in slagorden van twee. Het orgel speelt een zachte, dreigende Wagner als we onze stoelen krijgen toebedeeld. Stukjes menukaart kijken vergeeld in het rond. Après noux... sla déluge... Creditcards worden hier niet geaccepteerd. We betalen vooraf. In goud. Rinkelend muntgeld, kogels en tanden. Een tableau vivant. Er is niemand die mort. Op momenten als deze moet je buiten jezelf kunnen staan. We hadden het verdiend. Daar kun je geen weerstand aan bieden, dat overkomt je. Of je sterft van de honger. Eerst eten.
U heet ons welkom.
Dikke plakken gesmolten kaas of rauwe oesters, loodzware riffs of zilte refreinen, gegarneerd met een takje basilicum. Als U het woord neemt, lijkt hij te worden overstemd door een donderende drumsolo. De temperatuur stijgt, de bastonen hopen zich op tegen de zijkant van het glas en rollen in druppels naar beneden. We toasten en knikken. Knikken en toasten. De ober loopt met vier borden onder de oksel geklemd naar de tafel. Hij serveert uit, opent een frivole wijn en laat ons dan alleen. We laten de glazen gretig pingelen. De regen en de zee vullen de gewrichten nog met een koude herinnering. Maar: Don't talk about the rain no more.
Een klein mannetje met een dikke bril schuift zwijgend aan tafel, naast U. De ene helft van zijn gezicht kijkt vriendelijk, de andere uitermate nors. Of wreed. Hij fluistert zachtjes enige dingen in het oor van onze gastheer. Hij stelt zich aan niemand voor. Er waait wat stof uit zijn haar als hij getroffen wordt door een basdrum. Hij ziet eruit als iemand die de hele wereld in cijfertjes wil vangen. Verstikte ambitie en het strakke mondje van de onkreukbare boekhouder. U glimlacht naar ons, heft het glas. Set me on fire. We draaien de zaak terug. Koliek schuift aan, de pleuris staat op. De boventoon is als anijs in samenzang uitgegoten over duif in balsemico, met olijftakjes omvouwen. Het geheel omfloerst met tamboerijnrozemarijn. In deze oefenruimte barsten de cimbalen los en de kok laat zijn mes traag over de snaren van zijn pan glijden. Contrastrijker. De tamarinde klopt in haar bast het zachte ritme. Dit kan niet anders, dit had niet anders kunnen zijn. U glimlacht, heft het glas. De ruiters zijn van stal gehaald. Maar het banket zal zich verdedigen.
| |
| |
Opnieuw kan het anders. De huismeester heeft een schip vol exotische dieren binnengekregen, de komende maanden wordt het goed eten. Vanavond heeft de kok de beschikking over een wolf en een dolfijn. The making of: Flipper the definite destruction. De kok maakt een woeste sprong, grijpt de microfoon en schreeuwt iedereen tot de orde. ‘Er kan nu gekozen worden tussen gegrilde dolfijn in een bedje van tomaat, viool en kaarslicht of een wolfssteak overgoten met whiskey-roomsaus. De steak wordt gegarneerd met pompende beats en delicaat afgegaard onder de stroboscoop.’ Wat we vragen, wordt door de kok gedraaid. Af en toe laat hij een druppeltje water als dissonant uiteenspatten. De vlammen laaien hoog op en de lucht van geschroeid dier wordt gedeeltelijk door dappere wasemkappen opgelicht maar bezwangert toch de eetzaal. Nieuwsgierige magen roffelen korte sequenties op het varkensvel van de floor-tom en de resten wijn sussen de hongertrom met ruisende, wegstervende distortion. U staat op en heft het glas als een triangel. Zijn theelepeltje breekt het geluid als kristal dat valt. Er schraapt een keel als een elektrische viool.
Welkom. Het is tijd voor de hoofdmoot. De kokshulp blaast het reveil en de obers treden binnen. De ruiters trompetteren, gezeten op de lendenen van hun malse paarden. Behendig wieken ze hun weg tussen de tafels door, vleien links en rechts borden neer. De eters scherpen hun messen en danken de kok met een korte stilte, het hoofd leunend op de geuren die zich opdrukken van de borden. In een daverend inferno van zilver op porselein stort men zich op de gerechten. Er is geen sprake van beschaafd dineren meer, men baant zich een weg door het spiervlees van de wolf en de laag drijvend vet van de dolfijn.
Er wordt niet meer gesproken, slechts het knarsen van tanden en het gulzig slikken verstoren het ratelende geblikker van gereedschap op instrument. Er is een tijd van spreken en er is een tijd van kauwen. De dood moet en zal verslikt worden, gepeuzeld en vermalen. U kijkt grijnzend toe. Er zijn momenten dat hij niet schrijft, maar geniet. De enige manier om de beukende drum het zwijgen op te leggen is hem op te rollen, vast te prikken en achter je tanden tot pulp te persen. Voor het danig verzwakte banket is er geen verdedigen meer aan.
De sommelier danst macaber langs de tafels en schenkt alle glazen van grondtoon tot kwinkslag vol. Het kan niet op. Koket tikkend met de hakken laat hij het bouquet vonken. Licht schuimen zelfs. De muzikanten staken hun geschraap, ontvetten zich de bek en laten de wijn vloeien. Heffen borrelend de bodem naar de kroonluchter, steken de draak met harmonie en violent zuchtend ploffen we het kristal op het damast. De ogen komen vol glans te staan, het volume zwelt aan en
| |
| |
de taal wordt muziek. Een komma of een bitterbal als rustplaats, een uitroepteken als crescendo.
De mierzoete klanken van het nagerecht worden stemmig opgediend. We zijn weer terug bij weggeweest. Een lome off-beat bedolven onder de lekkende honingraten van vrouwenstem en bladerdeeg; de soul van baklava. De herfst valt in en de gasten pareren de gure spinet met een sigaar, een cognac en een sforzando espresso of ristretto. Klapperend slaan de kragen op, rillen schouders en lilt het kuitvet om de kilte te vermannen. Een enkeling laat zich klappertandend een dodenmarsje ontglippen, maar de meeste genodigden begrijpen dat elke oerknal door de maaltijd verschalkt kan worden. Wees niet bang voor de dood. Eet hem op. De spiegels verschijnen op de tafel en men bewondert zich in ijdelheid.
U heeft zijn pen weer opgevat; en breekt hem. Er is genoeg voor iedereen. Elke pen is in potentie een steekwapen. De pen vermeerdert zich. De gasten tikken ritmisch op de spiegeltjes. Wederom een geblikker van messen, een slide-gitaar van glas op staal snijdt de begeleiding van glazen cognac. Een onderaardse dreun kondigt aan: pleasure avalanche, we schrapen ons de neuzen. Het bevriest de tijd, legt een deken van zilverwit spinrag over de dinertafel. U schrijft druk, knoopt de eindjes tot koord. Stapelt de kaartjes op en verzamelt. Spreekt zich uit.
‘... informatie dient simpelweg niet beschikbaar te zijn. Een allesomvattend kennisnetwerk leidt tot wellust en strijd. Als alleen één man beschikt over die kennis, is er geen vuiltje aan de lucht. Dat is de enige manier waarop U geheimhouding kan garanderen.’ De boekhouder kijkt verontrust op. U zwaait zijn scepter en twee lakeien tillen het kleine mannetje uit zijn stoel en slepen hem de keukendeur door. U glimlacht meewarig en vervolgt zijn verhaal. ‘De kennis is voorbehouden aan U en afgesloten voor de rest. Wat valt er meer te bereiken dan absolute macht en wat valt er minder te vrezen dan onwetende opstandelingen? Dames, heren, jullie zult nog van mij horen. Hier wil ik 't graag bij laten, er ligt nog een hoop werk op U te wachten. Dank voor de aanwezigheid, het zal niet onopgemerkt blijven. Laten we antichambreren.’
Lakeien brengen onze jassen. Buiten staat de helikopter gereed. Service van de zaak. Wie hier levend aanklopt voor een maaltijd, zal keurig worden weggebracht. Je kan je gasten moeilijk met een sloot wijn op naar een spookschip laten zoeken. De bemanning is gewapend, maar vriendelijk. Een van de schutters vertelt boven het geraas van de wentelwiek uit dat het hier flink kan spoken. Er schijnen nogal
| |
| |
wat rovers in het woud te zitten. U heeft dat liever niet. Inderdaad zien we halverwege een groep mensen lopen. De bewaker richt zijn machinegeweer en schiet. We vragen hem hoe hij weet of dit rovers zijn of gasten voor het restaurant. Hij antwoordt dat hij dat niet weet, maar voor de zekerheid alles neermaait. U knikt instemmend, een kleitabletje en een griffel in zijn hand. Hier heerst trefzekerheid, een bepaalde vorm van doelgerichtheid.
Het bos ruikt naar napalm, maar we zijn in een uithoek van de wereld waar we niet gezien worden. De helikopter zet ons af bij een roeiboot, op de plaats waar het schip lag. De bemanning richt de wapens op ons en verzoekt ons beleefd uit te stappen. Denk om uw hoofd en zoek beschutting tegen de wind. We gehoorzamen, de helikopter stijgt op. De man die daarnet een groep mensen afknalde, tilt zijn pet op, salueert en schreeuwt iets onverstaanbaars. Vanuit de speakers galmen de geluiden van vertering. Alsof een bende kwaadaardige goden binnen komt stormen. In de roeiboot liggen enkele rollen scheepsbeschuit en twee tonnetjes water. Een beleefd briefje van U. We worden vriendelijk bedankt. Een waar orgiastisch genoegen was het hem om een boot met zoveel proviand aan te treffen. Hij beloofde elk dier te bestuderen en onder te brengen in zijn systeem alvorens het op te eten. En of we nu van zijn eiland af wilden gaan. U weet wel waarheen,
Vriendelijke groeten,
|
|