De Revisor. Jaargang 21(1994)– [tijdschrift] Revisor, De– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 6] [p. 6] Maria van Daalen Mijn vader, mijn taal 1 Het glashuis van de zee spoelt langs je wenkbrauw, het glashuis van de zee dat zich stuk sloeg: ronde stenen, met twee handen te tillen bedekken je ogen met glinsteringen. Grijze ongepolijste rots, dat zijn je beenderen en ik roep je, ik geef naam aan deze grond waar je bent en je verbergt. ‘Hij zong en verdween in de regels van het doodsbleke spel dat vernoemen doorgeeft’ - 's nachts troon je in mijn droom omdat je stem in mijn bloedbaan nestelt, omdat mijn lichaam ons naar de aarde draagt. [pagina 7] [p. 7] 2 Hoe de zalm tegen de waterval staat, fluistert de naam van de negende golf, telt desperaat in de druppels tot één. Omhoog naar de engten van Falloch waar de hemel verdwijnt in een spleet van de rots als mijn lichaam wringt en het schurende denken oplost - ik sla het wild van mij af, bloedspuug je namen en vind niet waarom het in golven mijn lichaam verlaat. Dat ik jou ben en jij mij, enzovoorts bruisen de vinnen, dodelijk vast- geklemd tussen maken en denderen. Vorige Volgende