[Het raadsel der onwetendheid (vervolg)]
zeggen: er staat, dat de ‘waarde’ van een boek nooit in dat boek zelf aangewezen kan worden. In het boek zelf zijn alleen maar ‘neutrale hoedanigheden’ te vinden (Wertqualitäten’, zegt Ingarden), die voor de ene lezer wel en voor de andere geen ‘waarden’ vertegenwoordigen. ‘Waarden’ kunnen ‘uitsluitend aan de leeservaring van individuele lezers (...) worden gedemonstreerd.’ (Dit laatste stond op p. 87. Op dezelfde bladzijde vindt men het door Van het Reve misbruikte citaat.)
Is, ondertussen, dezelfde zin waarmee Van het Reve aan de Kerkgangers zo'n stormachtig applaus ontlokte, inderdaad een schoolvoorbeeld van een triviale, overbodige, neerslachtig makende, allang bekende waarheid?
Jazeker.
Maar het is klaarblijkelijk beslist niet overbodig om die waarheid af en toe te formuleren. Want verschillende literatuurwetenschappers (Sötemann, Postma, Bronzwaer) en tenminste één Slavist bleken van die evidente waarheid geen enkele notie te bezitten.
Van het Reve was dan ook niet de aangewezen persoon om, in zijn eentje, de gehele literatuurwetenschap onderuit te halen. Karel van het Reve heeft gewoon een aantal boeken nooit gelezen. Hij heeft daar dus geen beeld van. En nu denkt hij dat het feit dat hij daar geen beeld van heeft, komt omdat die boeken niet interessant zijn.
Ik verzin dat niet zelf. Het zijn, letterlijk, z'n eigen woorden. (Het Parool, 9-12-'18)
Van het Reve is inderdaad - zijn zelfportretten zijn verrassend raak - de overjarige zaalvoetballer die zich aanbiedt als midvoor van Jong Oranje en dan nog denkt veelvuldig te zullen scoren ook. Dat hij uitsluitend buitenspel staat, valt alleen hemzelf en zijn al te aanhankelijke supporters - die, zoals gebruikelijk, de spelregels niet kennen - in 't geheel niet op.
Ook Karel van het Reve had toch kunnen weten, dat je een boek eerst moet lezen voor je er een oordeel over kunt geven. Een waarheid die door échte literatuurwetenschappers, bij mijn weten, nooit bestreden is. Van het Reve: ‘Ik zal bijvoorbeeld een bepaald citaat niet nakijken of (...) ik zal het verkeerde citaat nakijken...’
Kijk eens aan.
‘... en daar zal ik dan wel voor op mijn donder krijgen.’ (Het Parool, 9-12-'18)
Dat zou niet onverdiend zijn.