[Het raadsel der onwetendheid (vervolg)]
helemaal niet over Multatuli, ook de eerste bladzijde ervan niet. Ik geef toe dat dit verwarrend is. Al blijft het nogal verbazingwekkend dat het Van het Reve, al die 30 bladzijden lang, totaal is ontgaan, dat het artikel, ten dele, handelde over degenen die óver Multatuli (juister: over Max Havelaar) hebben geschreven en verder voornamelijk een kwestie besprak die Van het Reve, naar hij beweert, van jongs af aan bijster heeft geïnteresseerd, namelijk de kwestie van de literaire ‘waarde’. Onder meer aan de hand van het boek van Sötemann - hoe toevallig - heb ik duidelijk willen maken, dat ‘de literatuuronderzoeker geen bijdrage tot de “wetenschap” levert door zelf waardeoordelen over literaire werken ten beste te geven, in een zinloze poging zijn oordeel meer te doen zijn dan een opgeklopte variant van de verzuchting “wat mooi!”.’ (Evolutie der evaluatie; in: Over Multatuli I, p. 86)
Die zin had ik zelf bedacht. Die had Van het Reve van mij ook best mogen citeren.
In mijn artikel heb ik getracht uit te leggen, waarom ‘het niet tot de zinvolle taken van de literatuurwetenschap gerekend kan worden waardeoordelen te geven over literaire werken.’ (p.88) Want ‘als de “wetenschapper” een oordeel velt over een literair werk, doet hij dat niet als “wetenschapper”, maar als particulier lezer.’ (p.88) Ik bedoelde dus te zeggen, dat de literatuurwetenschap nooit zal kunnen ‘bewijzen’ dat een boek mooi is. Geen enkele wetenschap kan dat. Ze kan dat niet, omdat de criteria en normen waaraan de ‘waarde’ van om het even welk object gemeten wordt, het hoogst particuliere en onvervreemdbare eigendom van elk individu afzonderlijk zijn. Omdat, anders gezegd, ‘waarden’ nooit uit ‘feiten’ afgeleid kunnen worden. Van het Reve had dat, bijvoorbeeld, bij Popper kunnen lezen. Of bij David Hume (1711-1776), want die wist dat ook al. Waardeoordelen zijn wetenschappelijk niet te funderen, dus ook literaire waardeoordelen niet. Wat kan de literatuurwetenschap dan wel? Ik zal het zelf maar aanhalen, want citeren kun je beter niet aan Van het Reve overlaten. ‘Het begrip “waarde” van een literair werk kan eigenlijk alleen maar zinvol operationeel gemaakt worden, als men het definieert als de som van alle waardeoordelen die over een bepaald werk gegeven zijn.’ (p. 85) Met andere woorden, de literatuurwetenschap moet niet willen wat ze nooit zal kunnen: aantonen dat een literair werk waarde heeft, maar ze zou moeten onderzoeken welke argumenten door lezers van literatuur worden gehanteerd, als die zeggen een bepaald boek mooi of niet mooi te vinden. De literatuurwetenschap kan niet de ‘waarde’ van een werk zelf beschrijven, maar ze kan wel de waardeoordelen over dat werk verzamelen, systematiseren, beschrijven. ‘Het
in kaart brengen van (literaire waardeoordelen) kan een beeld geven van wat verschillende generaties in een werk hebben gezocht en gevonden (...). Langs die weg kan (...) duidelijk worden gemaakt waaruit de veelzijdigheid van het ‘meesterwerk’, het vermogen van dat werk de lezer steeds nieuwe aspecten van zijn rijkdom te laten ontdekken, kan bestaan.’ (p. 89)
Als Van het Reve nu oppert, dat uit de vergelijking tussen de gedichten: ‘Hier ligt Poot./Hij is dood.’ (van De Schoolmeester) en ‘Hier ligt Van het Reve./Hij kon niet langer leven.’ (van een niet bij name genoemd auteur), een ‘interessante wetenschap’ zou kunnen opbloeien; en als hij dan van die nieuwe wetenschap verwacht dat ze zal aantonen waarom het eerste gedicht ‘nogal indrukwekkend’ is, terwijl het tweede ‘weliswaar niet onaardig’, maar toch ‘veel minder goed’ is; dan is dat, gezien de talloze artikelen die Van het Reve over deze zaak gelezen heeft en waaruit hij met zoveel graagte citeert, inderdaad heel ‘interessant’, maar verder hoofdzakelijk kletskoek. Die ‘nieuwe wetenschap’ van Van het Reve zal nooit een wetenschap zijn: ‘“Literatuurwetenschappelijke evaluatie” is een contradictio in terminis.’ (p. 77) En trouwens, de wetenschap die Van het Reve zo interessant voorkomt, verschilt in niets van een inmiddels volslagen achterhaalde vorm van literatuuronderzoek.
Mede om deze redenen zou het gedicht: ‘Hier ligt Van het Reve./Hij kon niet langer leven.’ door menig lezer bij nader inzien zeer wel hoogst ‘indrukwekkend’ gevonden kunnen worden.
Ten derde. Het zal inmiddels wel duidelijk zijn dat de bedoelde, door Van het Reve met hoon overladen zin absoluut niet betekent, dat ‘het esthetisch effect zonder dat boek niet mogelijk zou zijn, en ook niet zonder de lezer.’ (Van het Reve dixit).
Als ik in mijn eigen woorden zou moeten zeggen wat die zin betekende - wat ik al eens eerder heb gedaan - dan zou ik