[‘Lieve nr. 3170’ (vervolg)]
achterklap, die mevrouw Bekkema niet als zodanig doorzag, werden al haar zorgvuldig per post gelegde contacten vroegtijdig in de kiem gesmoord.
Toen mevrouw Bekkema mij op een zaterdagochtend, begin februari, met de afwas bezig hoorde, kwam ze opgewonden haar keuken binnen.
‘Ik heb er iets op gevonden,’ zei ze. ‘Met het gekrab is het nu wel gedaan. Kijk zelf maar.’
Bij het betreden van de huiskamer werd ik ditmaal niet door Ljibbe bestormd. Hij bleef met afhangende schouders in zijn hoek staan. Aan zijn polsen waren in oude, gestopte sokken verpakte, kennelijk zware, cylindervormige voorwerpen bevestigd. Bij nader inzien bleken de gewichten via een koord, dat onder zijn trui door liep, met elkaar verbonden.
‘Ik heb twee VIM-bussen met zand gevuld,’ lichtte mevrouw Bekkema toe. ‘De sokken zijn nog van zijn vader geweest. Wacht, ik zal koffie maken, Ga zitten.’
Onder het koffiedrinken sloeg ze het ochtendblad open bij de advertentiekolommen, waaruit ze me af en toe enkele regels voorlas.
‘Moet je horen, Patrick. Schipper aan wal. Zevenenvijftig. Vrijgezel. Verloofde in oorlog omgekomen. Kinderen en geloof geen bezwaar. Niet gek. Streep ik aan.’
Achter haar rug zag ik de kleine Ljibbe, onder zijn juk gebukt, met logge stappen op zijn afgeraasd stuk vloerbedekking rondwaggelen. De gewichten zwierden traag heen en weer, terwijl zijn moeder hardop las: ‘Pianist plus accordeonist zoeken dames op aan huis. Wij maken het zeer gezellig bij u thuis. Pianist graag mollige, perverse vrouw. Nee, dit lijkt mij niet zo geschikt.’
Ljibbe nam nu voorzichtig een gehurkte houding aan. De gewichten daalden rechtstandig, raakten de grond en bleven op twee decimeter van elkaar staan. Vervolgens, knielend, bracht Ljibbe zijn hoofd tussen de VIM-bussen, zodat hij met zijn vingers bij de wondkorsten kon. Hij krabde moeizaam, maar heftig, steunend van wat misschien wel genot was. Zo bleef hij geknield liggen. In de winterzon, die schuin door de kamer viel, zag ik de schilfers als stofgoud op de vloer dwarrelen.
Naarmate februari en maart vorderden, raakte ik steeds hechter bij de besognes van mevrouw Bekkema betrokken. Ze liet me de brieven lezen waarin ze ‘reageerde’, later ook de reacties op die brieven. Het koffieuurtje op zaterdagochtend werd traditie tussen ons. Ik maakte kennis met de verschillende codes die tot vluchtig of duurzaam intiem contact moesten voeren. ‘Zkm ervaren optimist.’ ‘Vriend zkt jongen (16/21 j.)’ ‘Wie trekt mij uit het moeras van eenz.h. en krankz.h.?’ De tot aan de grens van het onleesbare afgekorte mededelingen. De afgekorte afkortingen. ‘Ch. 1.j.v. (39), ev., 1h. v. mu., to. e.k. in 't alg., flex., fil. (896), zkm hm. psh., m.n. Br. o. nr....’ Maar ik las ook advertenties, eerder ontboezemingen, waarbij niet op een cent werd gekeken. ‘Ik zoek een stilte, waarin alles ligt besloten en waar mijn liefde de jouwe vindt; dat deze woorden ons bij elkaar mogen brengen. (...)’ Of: ‘Ik zoek geen zilveren sleeën of goud in de grond, enkel een hand op mijn hart en een mond op mijn mond. (...)’ Of: ‘Wie zal mij wat warmte lenen, want mijn hart, dat altijd gaf, is in feite net zo koud nu als een honderdjarig graf!’ (Waarna sprake is van een ‘moederlijke j. vr.’.) Anders dan mevrouw Bekkema beleefde ik aan de cryptische mededelingen het meeste plezier. ‘Down? Luister naar Callas. (...)’ En: ‘Nee, sprak zij, mengsmering. Hij lachte, en had haar om velerlei redenen oneindig lief. Br. o. nr....’ Advertenties met bizarre inhoud bleken zeldzamer. ‘Welke j.m. (16/20) wil tegen red. verg. ontr. b. moeder voor enk. min. de lev. herinn. a. haar overl. zoon terugg., zoals zij hem a.d. voorav. v. zijn bromf. ongev. mast. op zijn zolderk. aantrof? Br. o. nr....’
Het viel mij op dat er zoveel vraag was naar ‘intell.’ (‘int.’) partners en dat vrouwen boven de veertig zo nadrukkelijk melding maakten van het feit dat men het hier met een ‘j. vr.’ te doen had. Ik diende mevrouw Bekkema zo goed mogelijk van advies, gaf haar raadgevingen bij het opstellen van de antwoordbrieven, dicteerde hele stukken en schreef ze tenslotte zelf, waarna zij ze nog slechts behoefde over te schrijven. Het leidde allemaal tot niets. Na lang overwegen besloot mevrouw Bekkema zelf een advertentie te laten plaatsen, een transactie die zij voorheen als te kostbaar had beschouwd. Ik hielp haar er een op te stellen. Uiteindelijk kwamen we tot de volgende tekst: ‘Nette dame (44), schuldl. gesch. (gefn./weer opgebl.), z. ser. k.m. kameraadsch. en hartst. man (40-50) met br. bel. st. Doel: huw. Geen arb. st.!!’ ‘Schuldl. gesch.’ leek mij wat voorbarig, maar volgens mevrouw Bekkema was haar door haar advocaat verzekerd dat de scheiding er binnen uiterlijk een maand door zou zijn. Na op mijn aanraden ‘kameraadsch. en hartst.’ in ‘lev.l.’ te hebben gewijzigd, wilde ze achter ‘arb. st.’ nog de toevoeging ‘geen bar- of saunatype’. Vervolgens mocht Jochum de advertentie op de post gaan doen.
Begin april verscheen het kadertje in de zaterdageditie van het ochtendblad. Toen mevrouw Bekkema er trots mee kwam aandragen, stond ik op het punt te vertrekken voor een drieweekse excursie naar Wenen, georganiseerd en gesubsidiëerd door de faculteit kunstgeschiedenis. De tekst bleek foutloos afgedrukt en droeg als nummer 3170.
Bij mijn terugkomst, eind april, zag ik in de gang een