genomen, moest hij al aan haar denken; hij probeerde zich voor te stellen hoe haar (ongeziene) gezicht en haar (ongeziene) lichaam eruit zagen toen ze elkaar lief hadden. Maar het had niets opgeleverd: ze was nog steeds buiten het bereik van zijn verbeeldingskracht.
Hij had zich voorgenomen haar de volgende keer bij het volle licht te beminnen. Maar er was geen volgende keer. Sinds die tijd vermeed ze hem handig en taktvol en hij werd onzeker en wanhopig; het was wel erg mooi toen ze met elkaar naar bed gingen, maar hij wist ook hoe onmogelijk hij daarvóór was en hij schaamde zich. Door het feit dat ze hem vermeed, voelde hij zich veroordeeld en durfde niet meer naar haar gunst te dingen.
‘Waarom hebt u me toen gemeden?’
‘Alstublieft’, zei ze met haar tederste stem, ‘het is al zo lang geleden, hoe moet ik dat weten...’ en toen hij bleef aandringen zei ze: ‘U zou niet steeds aan het verleden moeten denken. Het is al genoeg dat we er zoveel tijd aan moeten besteden, veel meer dan we willen.’ Ze zei dit alleen om zijn aandringen het hoofd te bieden (en misschien had de laatste zin, met een lichte zucht uitgesproken, te maken met haar ochtendbezoek aan het kerkhof), maar hij legde die zin anders uit: alsof die er fel en opzettelijk (dat was duidelijk) op wees, dat er geen twee vrouwen waren (die van vroeger en die van nu), maar dat er een en dezelfde vrouw was, dat de vrouw die hem vijftien jaar geleden ontglipt was nu hier was, binnen handbereik.
‘U hebt gelijk, het heden is belangrijker’, zei hij met een zekere nadruk en hij keek gefascineerd naar haar glimlachende gezicht, naar haar halfgeopende mond waarin een rij tanden wit schemerde; toen schoot hem het ogenblik te binnen waarop zij op zijn studentenkamer zijn vingers in haar mond gestoken had en zo hard beet, dat het pijn deed, en hoe hij toen het hele binnste van haar mond afgetast had; hij wist tot op de dag van vandaag dat er bovenin aan één kant alle kiezen ontbraken; (hij verafschuwde dat niet, integendeel, dat kleine gebrek hoorde bij haar verleidelijke leeftijd die hem opwond.) Maar nu keek hij door het kiertje tussen haar tanden en mondhoek en zag, dat de tanden opvallend wit waren en dat er geen één ontbrak. Dat deed hem rillen: de twee beelden gingen weer uit elkaar, maar hij wilde het niet toegeven, hij wilde ze uit alle macht weer verenigen en daarom zei hij: ‘Wilt u echt geen cognac?’ en toen ze met een bekoorlijke glimlach en iets opgetrokken wenkbrauwen haar hoofd schudde, liep hij naar achteren, haalde de fles cognac te voorschijn, zette die aan zijn lippen en begon snel te drinken. Daarna bedacht hij dat zijn adem hem zou kunnen verraden, dus nam hij twee glaasjes en de fles mee naar de kamer. Ze schudde opnieuw haar hoofd. ‘Symbolisch alleen maar,’ zei hij en vulde beide glaasjes. Daarna klonk hij met haar en zei: ‘Dat ik over u alleen maar in de tegenwoordige tijd mag spreken!’ Hij dronk zijn glas leeg, zij maakte alleen haar lippen een beetje nat; daarna ging hij op de leunig van haar stoel zitten en nam haar handen in de zijne.