[De Nietsnut (vervolg)]
niet zonder enige Droefheid is? Dat hij toch wel iets om me gaf? Dat hij me toch wel een beetje haatte?
Het is tijd om zich aan te kleden. Eerst moet hij de kleur van zijn stemming bepalen. De beste dagen zijn van goud, de slechtste rood. Vandaag voelt hij zich blauw, sereen. Maar wanneer hij zijn kleerkast opentrekt ziet hij dat de in beter tijden hoge tas overhemden geslonken is tot een stapeltje van drie, dat er in in de la alleen nog beige, roze en lichtgroene sokken liggen, dat zijn blauwe kostuums hoognodig naar de stomerij moeten, en van lieverlede wordt zijn stemming beige-groen-bruin. Gelukkig vindt hij nog een aardige stropdas, sabel met zilveren fleur-de-lys, en bijpassend lefdoekje. Het precieze, regelmatige tikken van zijn schoenzolen op het parket geeft hem weer een gevoel van eigenwaarde. Hij belt een taxi. Dan rent hij, plotseling onbeheerst, van raam naar raam en rukt de gordijnen open, zodat het zomerdaglicht met het geweld van een natuurramp de kamer binnenstort. Vijf jonge katjes, die op een van de crapauds in een kluwen hebben liggen slapen, knipperen met hun ogen, staan op en geeuwen, de poten gestrekt, de ruggen gebold.
Toen moet hij die kamer gezien hebben zoals ik hem later aantrof. Overal beduimelde glazen. Lege champagneflessen die tegen plinten, tafel-, en stoelpoten waren gerold. Alle laden en kastdeuren stonden open, alsof er pas was ingebroken. Het antieke chinoiseriebehang hing over de hele kamer tot op een halve meter hoogte in flarden van de muren, het werk van de katjes. Alles grijs van het stof.
Er wordt driemaal geclaxonneerd. Hij pakt, nog nahijgend, zijn hoed, de koelemmer, waar hij zijn regenjas overheen drapeert, en wanneer hij de voordeur openmaakt en over de stapel post heenstapt, schurkt de kat, die alweer een hele nacht buiten is gebleven, zich krijsend langs de deurstijl naar binnen.
Net toen ik alles wilde gaan vertellen reden we een stortbui binnen. Het water zeeg in lappen lang de ruiten en de regendruppels roffelden zo hard op het autodak dat ik mijn eigen stem niet kon horen. Ben probeerde, over het stuur gebogen, door de watersluiers heen te kijken. Zo reden we een minuut of tien zwijgend door, met een sukkelgangetje, tot de regen eensklaps ophield. Ben bleef echter voorovergebogen zitten.
‘Er ligt iets op de weg,’ zei hij.
Hij zette de auto aan de kant en we stapten uit. Op het zwarte asfalt, tussen de regenplassen, zilver op sabel, lag een dood beest - een aangereden hond. Maag en darmen puilden uit zijn opengereten buik. De ingewanden waren grijswit; door de stortregen was ieder druppeltje bloed uit zijn aderen gehamerd en weggespoeld. We pakten hem op. Het lijk was ijskoud. Even was ik bang dat mijn handen aan hem zouden vastvriezen en mijn lichaam door dezelfde kou bevangen zou worden, alsof de dood een besmettelijke ziekte was. Toen we hem in de berm hadden gelegd en weer verder reden, hield ik mijn handen tussen mijn dijen geklemd.
Elf uur is het nu. Dat betekent, exclusief een maximum van twee uur lunchtijd, een vierurige werkdag. Daar moet door heen te komen zijn. Comfortabel achter in de taxi, hand op zijn regenjas, waaronder de koelemmer, wisselt hij zijn eerste zinnen van die dag met de chauffeur. Ondanks zijn verlegenheid is hij een dwangmatig prater. Een tic die hij heeft overgehouden van zijn tijd in de buitendienst. Het trillen van zijn stembanden brengt hem in een genoeglijke roes - hij vindt het heerlijk om lege ruimtes te vullen met golven warm stemgeluid. Hij praat over de kunstwerken van rijkswaterstaat, stoplichten, flessehalzen, wegomleggingen, met een niet van echt te onderscheiden belangstelling. Hij spreekt zonder te haperen vandaag, hoeft niet één keer naar het juiste woord te zoeken, zijn tong beweegt zich snel en soepel, zonder te struikelen. Tevreden ziet hij hoe aan het eind van de Europadreef het grijze beton van Business-o-Rama, het modernste kantoorgebouw van de stad, zich langzaam losmaakt van de vaalwitte zomerhemel.
Op weg naar zijn werk is zijn stemming meestal opperbest, maar bij het passeren van de hoofdingang overvalt hem