Waarom deed ik mezelf dat allemaal aan? Waarom beschouwde ik het krijgen van een lekke band als de enige reden om met goed fatsoen op te houden mezelf te martelen?
Vanwege het effekt van de benevelde hersens?
Niet helemaal.
Iedereen die aan wielrennen doet kent dat effekt, iedereen die aan sport doet, iedereen die trimt kent het. Sommige mensen houden ervan zich zo in te spannen dat ze hun hersens benevelen. ‘Dat doen ze uit luiheid, omdat ze die hersens liever niet gebruiken, of niet te vaak en niet te lang achter elkaar’ - zo zegt iemand die zelf niet van inspanning houdt en wiens laagste cijfer vroeger op school een 6 - was: voor gymnastiek.
En hij heeft gelijk. Voortdurende helderheid van geest is voor de meeste mensen onverdraaglijk en daarom verdoven ze zich. Met drank, met pillen, of met inspanning.
Van dronken, suf, of moe, verdient moe de voorkeur.
Maar afzien, dat is wat anders.
Ik houd niet van afzien, niemand houdt ervan.
Afzien is middel tot een doel en het doel van afzien is winnen.
Als noviet-liefhebber zag ik af omdat ik ongetraind was, in slechte konditie en onervaren. Bijblijven was afzien. Ik hield op met roken en drinken en ik trainde 3 keer in de week, ik leerde recht sturen, en bijblijven ging steeds minder gepaard met afzien en beneveling.
Toen begon ik te denken aan winnen.
Niet meteen aan het winnen van een koers.
Kwam ik bij de training een toerist tegen, dan reed ik hem via enkele tempowisselingen, of handig genomen bochten, op afstand. Wielrenners houden niet van toeristen. Toeristen kunnen niet sturen en ze knijpen op de verkeerde momenten in hun remmen. Toch zijn ze heel moeilijk op afstand te rijden door uitsluitend hard te fietsen en niets anders. Voor de snelheid immers, zijn ze gaan wielrennen. Maar wielrennen is meer dan alleen snelheid.
De snelheid van de toerist is aanmatigend voor de wielrenner.
Grijnzend keek ik om naar het vertrokken gezicht achter me.
De gelegenheden die onze samenleving biedt een ander af te troeven in een direkte lichamelijke krachtmeting zijn gering. Zij worden ook onbeschaafd gevonden: voordringen, klappen geven, altijd het laatste woord hebben, kijken wie het eerste zijn ogen neerslaat, iemand met alle kracht de hand drukken. Allemaal slechte manieren.
Het enige terrein waarop krachtmetingen niet onbeschaafd zijn is het sportterrein.
Bij het wielrennen zijn er, naast het winnen van de koers, vele andere mogelijkheden tot winnen: één van de andere prijzen winnen (liefhebberskoersen kennen 20 eind prijzen); de spurts om de speciaal uitgeloofde premies winnen; bij iedere doorkomst is er een spurtje om de leidersprijs (de prijs voor de renner die het meest als eerste over de finish komt); van alle renners winnen waar maar van gewonnen kan worden (op Sloten wordt wel gesprint om de 50ste plaats); de koers uitrijden (gewonnen van iedereen die is afgestapt).
Grote bevrediging schenkt het winnen van een sterkere renner die herstellende is van een verkoudheid, of een blessure, of die heeft afgezien op kop.
Voortdurend is het mogelijk iemand het onderspit te laten delven door ergens eerder aan te komen dan hij.
Afzien heeft nog een ander doel, een transcendentaal doel: afzien is een niet-verloren worsteling met de dood. Doodsstrijd en afzien zijn vergelijkbare processen.
Een wielrenner die afziet nadert de dood, om pas op korte afstand van het sterven om te keren. Als hij hersteld is, is hij sterker dan tevoren.
Het is met hem, als met die mythologische zoon van Moeder Aarde, die worstelde met de gruwelijke Heracles. Telkens werd hij neergesmeten, half gewurgd en aan het eind van zijn krachten, en telkens stond hij weer op, ruim ademend en van nieuwe krachten voorzien door de aanraking van zijn Moeder. Deze Antaios had reden zichzelf te zien als een onverslaanbare worstelaar. Maar hij vocht met Heracles, van wie iedereen wist dat hij onoverwinnelijk was in alles wat hij deed.
Waarom worstelde Antaios dan toch? Dacht hij soms dat hij eeuwig kon blijven worstelen?
Of uit doodsverlangen?
Want hij stierf. Toen Heracles er genoeg van kreeg gooide hij Antaios in de lucht en dààr brak hij zijn lichaam met een soort karateslagen; met karateslagen, niet met een worsteltechniek.
Doodsstrijd en afzien mogen vergelijkbaar zijn, sterven en afzien zijn dat niet.