[Wittgensteins Zekerheid (vervolg)]
echter, dat ook een groot aantal van onze ervaringszinnen nauwelijks betwijfeld kunnen worden: ‘Ik wil zeggen: zinnen die de vorm hebben van ervaringszinnen en niet alleen zinnen van de logika behoren tot het fundament van al het opereren met gedachten (met de taal).’ (401) ‘De waarheid van bepaalde ervaringszinnen behoort tot ons referentiesysteem.’ (83) Volgens Wittgenstein hebben bepaalde ervaringszinnen dezelfde graad van zekerheid als de zinnen van de arithmetika. Twijfelen aan deze zinnen zou ons hele systeem in elkaar doen storten. Eén van de problemen, die zich nu voordoen, betreft het bepalen van de graad van zekerheid van verschillende beweringen: ‘Ik doe beweringen over de werkelijkheid met verschillende graden van zekerheid. Hoe toont de graad van zekerheid zich? Welke konsekwenties heeft hij?’ (66)
In Über Gewissheit worden de volgende beweringen, min of meer uitvoerig, besproken; dat
a. | 12 × 12= 144 |
b. | ik twee handen heb. |
c. | ik een boom zie. |
d. | ik L.W. heet. |
e. | ik een mens ben. |
f. | de aarde 100 jaar voor mijn geboorte bestond. |
g. | ik nooit op de maan ben geweest. |
h. | ik voorouders heb. |
i. | water bij 100°C kookt. |
j. | het induktieprincipe geldt. |
Wittgenstein geeft geen methode aan om op een systematische manier de rangorde van een aantal beweringen met betrekking tot hun graad van zekerheid vast te stellen. In het bovenstaande lijstje heb ik de beweringen in een volgorde van afnemende zekerheid gerangschikt. Ik heb me daarbij door de volgende overwegingen laten leiden:
De beweringen a, b, c worden door Wittgenstein als fundamenteel voor ons taalspel beschouwd. Het niet accepteren van de waarheid van deze beweringen zou ons hele wereldbeeld op z'n kop zetten. Deze beweringen bezitten een maximale graad van zekerheid. Ze bezitten echter geen absolute zekerheid. Het is ook niet zinvol te proberen de graad van zekerheid te vergroten door steeds weer dezelfde berekening te herhalen of naar dezelfde boom te kijken.
De beweringen d en e hebben een semantisch karakter. De naam ‘L.W.’ verwijst naar hetzelfde als ‘ik’. De eigenschap ‘mens’ is van toepassing op datgene waar ‘ik’ naar verwijst.
Aan de bewering f kan slechts in een logische zin getwijfeld worden, niemand zal feitelijk twijfelen aan het bestaan van de aarde voor zijn geboorte. Russell heeft dit zeer duidelijk onder woorden gebracht: ‘There is no logical impossibility in the hypothesis that the world sprang into being five minutes ago, exactly as it then was, with a population that “remembered” a wholly unreal past.’
De bewering g komt bij mij, in tegenstelling tot Wittgenstein, vrij laag op de schaal te staan, omdat onze herinnering een rol speelt bij het beslissen over deze bewering (zie diskussie hierboven).
De beweringen h en i zijn afkomstig uit respektievelijk de biologie en de natuurkunde. Het hebben van voorouders is slechts een biologisch feit, dat bovendien door Jezus, die slechts één voorouder had, is weerlegd (239). Als de wetten van de natuurkunde zullen blijken niet te gelden, dan zullen wij zeer verbaasd zijn en vervolgens gaan zoeken naar een of andere faktor, die we tot dan toe over het hoofd hebben gezien.
Dat het induktieprincipe slecht gefundeerd is hebben we al eerder besproken.
Op grond van bovenstaande beschouwing kunnen we konkluderen, dat ik over grote zekerheid beschik, zowel wat betreft het aflezen van de tijd, als de juistheid van de berekeningen die ik moet uitvoeren. De berekeningen behoren tot de wiskunde en deze staan zeer hoog op de zekerheids-schaal. Klokkijken zal op dezelfde plaats in de rangorde moeten worden ondergebracht als het zien van een boom.
Is het dan niet mogelijk dat ik me vergis? Wittgenstein meent dat de grammatische analyse van het woord ‘vergissen’ verschillende betekenissen van dat woord moetonthullen, evenals bij begrippen zoals: ‘begrijpen’, ‘bedoelen’, ‘bewijzen’, etc. Hij maakt een onderscheid tussen beweringen, waarin ik me niet en die waarin ik me wel kan vergissen. Tot de eerste groep behoren de beweringen van de wiskunde en bepaalde ervaringsuitspraken, zoals bijvoorbeeld de zinnen van Moore. De tweede groep bevat onder andere uitspraken over historische en wetenschappelijke feiten, zoals bijvoorbeeld een bewering betreffende de geboortedatum van L.W. Het is niet gemakkelijk een scherp onderscheid te maken. Wittgenstein geeft als kriterium voor een vergissing aan, dat er zowel een oorzaak als een reden