[Bruno Tirlantino (vervolg)]
coulissen begeleidde ons nu en dan enthousiast Bruno Tirlantino.
De studenten bleken voor het merendeel meisjes - onder hen een enkele bedeesde jongen. Er zou uitsluitend spaans gesproken worden: daarom hadden wij, de anderstaligen, de mindertaligen, beloofd ons gedeisd te houden, zacht te spreken, en voor de sangria te zorgen. Spaans. Maar onder invloed van het een en ander was Emily al bij hun binnenkomst onstuitbaar aan het vertellen in een engels, dat niet alleen bij elke zinswending aan Oxfordglans verloor, maar ook steeds meer op het onvervalste amerikaans van haar geboortegrond ging lijken: Texas. Zij had juist verteld hoe op kostschool (‘tuchthuis’, volgens haar) een meisje uit afgunst haar lange, donkere vlecht had afgeknipt, terwijl zij weerloos in bad zat. Eén onverhoedse uithaal met de schaar - en zij was haar hele trots kwijtgeraakt. Maar het was weer aangegroeid, want dit opgerakelde voorval rakelde onmiddellijk een soortgelijk voorval op, dat al niet minder te maken had met haar lange haren, en nog een - in feite een hele reeks van voorvallen, die alle betrekking hadden op dat ‘lange, lange’ haar van haar: vlechten, knotten, paardestaarten. De meeste waren haar overkomen op weg van Texas naar New York, een afstand die zij als 11-jarig meisje liftend had afgelegd. In New York woonde haar pasgetrouwde zuster. Weggelopen van haar alcoholistiese moeder (tequila), wilde zij zich door haar zuster de weg laten wijzen naar haar vader, die om dezelfde reden was uitgeweken naar Europa - naar Zweden, zoals later bleek. Haar haar was toen langer dan ooit, maar zij droeg het opgestoken met behulp van wat zij haar ‘geheime wapen’ noemde: een circa 12 cm lange pin uit de huid van een zeldzaam soort stekelvarken. Hard, onbuigzaam, en van een griezelige scherpte - en met de schutskleur van een gewone huishoudkam. Als de handelsreiziger of veeboer, die haar een lift had aangeboden, handtastelijk werd, trok zij vliegensvlug die pin uit haar kapsel, en haalde
daarmee uit naar zijn afgedwaalde hand. Eens, zo vertelde zij, was haar angel zo diep doorgedrongen, dat zij de hand van de bestuurder aan haar eigen bovenbeen had vastgenageld. En met rappe gebaren haalde zij haar jurk op om ons trots haar kleine, paarse stigma te tonen - een speldeknop, meer niet. Natuurlijk kende ik het verhaal - maar wat mij nu pas dromerig stemde, dat was dat lange, lange haar van haar: hoe zij het in één beweging moet hebben losgegooid: hoe het over haar gezicht viel, haar oren, haar schouders, rug, jonge borsten, tot in haar schoot, en hoe vanachter dat gordijn, uit die dansende verwarring, haar gewapende hand tevoorschijn schoot, en toestak... Of het de ‘coco’ was, de sangria... ik zag haar staan aan de kant van de weg, zojuist uit de zoveelste auto gestoten (een bebloede hand die het portier opent), maar triomferend: haar haren richten zich losjes op in de wind - en voor zij de volgende auto aanhoudt, heeft zij ze alweer opgestoken met haar schoongeveegde pin. Zij droeg het kort nu, en zij was werkelijk onstuitbaar, Emily, in haar verteltrant. Doorgaans was zij een lieve meid, die met iedereen goed kon opschieten. Er waren maar twee groepen van mensen, waarmee zij niet overweg kon: rijke snobs en extreme marxisten. Voor hen hield zij altijd twee troeven achter de hand: terwille van de snobs had zij van alle blikken en blikjes kaviaar, die haar ooit onder ogen waren gekomen, de prijs vergeleken en de etikettekst vanbuiten geleerd - en wat de andere partij betreft, wist zij alles van de allerminst revolutionaire werken voor blokfluit en orkest, die Karl Marx ooit schijnt te hebben gecomponeerd (zij speelde er zelfs stukjes uit voor). Met deze schamele eruditie wist zij enorm te woekeren. En nu, net op het punt te gaan vertellen hoe zij op haar zesde door haar broers voor de eerste keer was dronkengevoerd met tequila, werd zij prompt overstemd door de sektie spaans. Ook hier zocht
de sangria zich een weg omhoog. Tot nu toe was er beschaafd gediscussiëerd over de isolatie van de italiaanse vrouw - maar men begon luidruchtiger te worden. Met wat ik nog aan spaans verstond uit mijn barcelonese tijd, hoorde ik nu plotseling een meisje op luide toon betogen over de verschillen tussen de spaanse en italiaanse taal:
‘Het italiaans is zoveel zoeter’, meende ze. ‘Honingzoet. Melodieuzer ook. Maar dan het spaans! O, God, het spaans!...’
(Emily zweeg. Ik zag haar mond vertrekken.)
‘Het spaans!’ ging ze door. ‘Je kunt het droge stof van zo'n dorre vlakte op die tongen horen neerslaan. In hun kelen hoor ik uitgedroogd kreupelhout kraken. Hun tongen zijn van leer - je hoort ze tegen hun verdroogde gehemelte klappen. Woorden als zweepslagen! Korte zinnen, gebarsten zinnen... scherven...’ Maar hier begon zij over haar woorden te struikelen. Zij stapte mis, en kon zich niet langer aan de spelregels houden.
‘Oh, my God!’ riep ze verschrikt. ‘Die gemene wijn - my tongue already splits what it speaks. Ik geloof dat ik toch meer van italiaans houd. Ja, ik houd beslist meer van italiaans. Because... because it's so... so... so romantic!’
‘Ah, piss off!’ hoorde ik Emily op dat moment zeggen. En met een gilletje wendde de aangesprokene zich tot haar vriendin:
‘Good heaven! Did you hear that, Maud? Oh, Bruno's got such rude friends!’
Maar zij was het die vervolgens met een onbeheerst gebaar haar glas sangria over Emily's witte avondjurk stootte. Er ontstond een woordenstrijd (later zelfs een licht handgemeen), waardoor het feestje onherstelbaar aan flarden ging. Ook Tirlantino, die met de zoutpot tussen beide dames insprong om Emily's wijnvlekken te bestrooien, kon niets meer goedmaken. Binnen twintig minuten waren alle gasten vertrokken. Om de nerveuze stilte, die nu voor de tweede keer die avond intrad, te bezweren, zette Thelma een plaat van Aïrto op: een braziliaanse groep met een overdaad aan percussie. Ik zag Tirlantino nog een snuifje ‘coco’ nemen - en voor we het beseften, was iedereen aan het dansen: één lange, wervelende dans tot in het diepst van de nacht, op steeds dezelfde plaat: Aïrto. Het laatste beeld dat ik ervan behouden heb, is dit: Tirlantino, met tamboerijn, in trance dansend op een tafel, de ogen gesloten, zijn mond iets tussen een glimlach en een grijns. Ik ben op de grond in slaap gevallen - en na mij Emily.