[Bruno Tirlantino (vervolg)]
enigszins geschrokken... De foto hing ‘boven’, upstairs, waar ook de engel stond (of hing - wat moest ik me er bij voorstellen?). Upstairs... ik ben nog nooit in een huis geweest waar dat begrip zo mysterieus was als hier. Upstairs, upstairs - alles upstairs. Noch de foto, noch de engel heb ik ooit te zien gekregen. Hun hele bestaan kwam voor mij van Emily's getuigenis af te hangen. En Tirlantino's erfstukken, zijn juwelen, de adellijke tekenen van zijn waardigheid (‘those ugly and yet beautiful things’) - dat lag allemaal opgeslagen in de kluis van het portugese consulaat. Adel was me beloofd - maar ik had er tot nu toe verdomd weinig van gemerkt.
Het was geen ontspannen stilzwijgen, daar aan tafel - eerder drukkend: ieder leek in zichzelf naar woorden te zoeken. Onder onze tafelgenoten was een stille jongen (zijn naam ben ik kwijt) - hij sprak nooit veel. Het praten liet hij liever aan anderen over - maar nu dat niet opging, kreeg hij het er zelf benauwd van. Met zachte, onvaste stem begon hij aan een zuurzoet gniffelgrapje uit de academiese wereld: over de conservatieve professor, die tijdens de discussie volgend op zijn gastcollege woedend de zaal had verlaten:
‘From now on, gentlemen, thinking of ordinary English, I shall think of Oxford-English.’
Alles met veel gevoel voor intonatie naverteld, dat wel - maar daar bleef het voorlopig bij: het vond weinig weerklank. Stilte, zwijgen - gelepel, gekras.
Ook was er een klein meisje, Gwennie, dat ik al die dagen niet veel meer heb horen zeggen dan:
‘You know... I keep lookin' through things, you know...’ - waarna ze minutenlang naar een zeker punt op plafond, behang of in de verte kon blijven staren. Zij was klein van stuk en gedrongen: een klein, dik propje. Die meervoudig gelaagde rokkenlast droeg ze waarschijnlijk om haar wanstaltigheid te camoufleren. Sinds kort wist ze dat ze zwanger was - maar ze had zich door Emily gerust laten stellen: die had inzicht in kruiden en grassen, en kende een soort (‘a heavy one’) dat zwangerschap ongedaan kon maken. Binnenkort zouden ze samen het veld intrekken.
Maar ook Thelma hield zich koest, praatzieke Thelma, met wie Emily indertijd haar ‘korte alcoholiese periode’ had doorgemaakt (‘the black rum: our murderer...’). En dan waren er natuurlijk Tirlantino en Fringle zelf. Simon maakte volgens Emily een ‘creatieve periode’ door - dat zou zijn zwijgzaamheid kunnen verklaren. En Bruno... Bruno was een dag of tien geleden met Simon teruggekeerd van een reis door Italië, waar van de ene week op de andere (bijna van de ene dag op de andere) zijn blauwzwarte haar voor minstens de helft grijs was geworden. En dat terwijl hij tussen zijn achttiende en drieëndertigste (zo oud was hij nu) uiterlijk nauwelijks ouder geworden leek. (‘Op foto's uit verschillende tijden zie je geen verschil in leeftijd.’ - Nu, dat hoefden ze mij niet te vertellen.) 's Morgens waren ze nog hoog de heuvels in geklommen, naar Fiesole. Simon zou er 's middags het klooster bezoeken, en het archaeologies museum bij het kleine amfitheater - Tirlantino nam de bus terug naar Florence om in de Biblioteca Nazionale het plan uit te werken voor een nieuw gedicht. Hij had het de vorige dag ‘geconcipiëerd’ (zoals Emily het noemde) bij een bezoek aan de kelders van de Duomo. Het moest gaan over die kleine heilige daar beneden, Santa Reparata, die bij de bouw van de dom in de 15e eeuw zo meedogenloos was vervangen door de Madonna: Santa Maria del Fiore. In de bibliotheek sloeg hij er historiese boekwerken op na: hij wilde zijn gedicht naar exacte bronnen gedocumenteerd hebben - maar zag al zijn gissingen en vermoedens bevestigd. Twaalf versies schreef hij die middag - net toen hij aan de dertiende wilde beginnen, tikte de bibliothecaris hem op de schouder: het liep tegen vijven - ze gingen sluiten. Het stoorde hem - maar toen hij, eenmaal in de buitenlucht, langs de Arno in de richting
van de Ponte Vecchio wandelde, vielen hem als vanzelf de ontbrekende regels in. Hij bleef ze in zichzelf herhalen tot hij ze vanbuiten kende - zijn eigen woorden. Aan de ingang van de Ponte Vecchio aarzelde hij even: hij overwoog naar het Palazzo Pitti te lopen, om in de Bobolituin de kleine Bacchino nog eens over zijn gladde buik te aaien - op de tribunes zou hij dan zijn gedicht afmaken. Maar halverwege de brug (hij omzeilde net een fluwelen doek met sieraden, die een hippiemeisje daar had uitgestald: ze deed hem aan Emily denken) bedacht hij dat ook de tuin om vijf uur sloot. Dan maar terug naar het hotel - hopelijk zou Simon nog even op zich laten wachten. Onder de arcaden die naar het Piazza della Repùbblica leiden, kreeg hij een beter idee. Hij ging het postkantoor binnen, zocht een plaats, en schreef in één ruk de definitieve versie van zijn nieuwe gedicht - gezeten tussen een vrouw die luid smakkend circa 20 brieven van postzegels voorzag, en een man die zwaar steunend (‘porco dio, porco dio’) een of ander formulier probeerde in te vullen. Santa Reparata leaves Florence, heette het nu. Terug in het hotel las hij het enthousiast aan Simon voor. Hoewel gewend goedkoop te eten in het keldertje van Nino (‘da Nino’), waar op ronde houten borden in minstens 30 verschillende talen de tekst ‘Buiten schijnt de zon’ aan de muur hangt - waren zij allebei zo verrukt over het resultaat, dat onmiddellijk werd besloten duur te gaan eten aan de Piazzale Michelangiolo, met uitzicht op de Duomo, die Bruno's hand immers zoveel moois had ingegeven. Geen vuiltje aan de lucht tot zover. Ze waren gelukkig. Het duurde lang voor ze bediend werden - maar dat was juist het fijne: zo konden ze om beurten van tafel opstaan om op het toilet schielijk een snuifje te
nemen. De ‘coco-coco’ was in de vorm van hoofdpijnpoeders met hen meegereisd. Vis aten ze - met een uitstekende fles witte wijn erbij.
‘Denk om de graatjes, Simon. Je weet wat er vorige keer gebeurd is.’
Toen ze na het eten en eindeloos proosten weer buiten stonden, besloten ze de bus te laten schieten, en een taxi te nemen. Aan de voet van de ‘groene David’ (het woord is van Simon) stonden er drie gereed - de chauffeurs zaten bij elkaar in de auto. Zij lieten zich naar het Piazza della Repùbblica rijden, en afzetten voor Donnini - waar zij een laatste caffè corretto dronken.