[Bruno Tirlantino (vervolg)]
droeg zo'n gemakkelijk tuinbroek, waar je zo in en uit kon stappen). In zijn naakte vel hurkte hij bij Emily neer - maar nog voor hij aan haar begon te sleutelen, zei hij met vreemde, schorre stem:
‘Tell me: is that a man... or a tree?’
Emily verstijfde. Ze durfde niet op of om te kijken. Ze hoorde geritsel van bladeren, en eerder dan ze verwacht had, stond er iemand naast hen. ‘Een donker type’. Een man - geen boom. Eerst keek hij van de een naar de ander, vervolgens wees hij van de een naar de ander - en toen naar zichzelf. En toen nog eens: hen met zijn wijsvinger alle drie afprikkend. In al zijn naaktheid begreep haar minnaar beter wat er bedoeld werd dan zij.
‘Oh, my God, no!’ had ze hem horen zeggen. ‘Two makes a couple - three makes a crowd.’
En daarop had hij haar bij de hand gegrepen, en met een ruk meegetrokken: de diepte in. In hun ademloze vlucht steil bergafwaarts waren ze dwars door alles heengevlucht - door aanplantingen, tuintjes, struiken, prikkeldraad: één onafgebroken val was het geweest. Tot de zee hen tegenhield. Buiten adem waren ze op het eerste het beste verlichte venster afgestormd. Binnen zat een man te schrijven. Hij schrok niet toen ze aanklopten - noch keek hij vreemd op toen hij zag dat een van hen naakt was, en met striemen overdekt, en dat van de ander de kleren aan flarden hingen. Hij vroeg nergens naar - maar haalde een oude broek en een oud shirt tevoorschijn, vermoedelijk van hemzelf. ‘Een christen’, volgens Emily. Van liefde was verder niets meer gekomen. Bibberend en klappertandend hadden zij de nacht doorgelegen. Gehavend, maar rein liep zij de volgende dag mijn armen binnen. Achteraf maakte zij zich vrolijk over haar amerikaan. Emily, wier wezen geheel uit taal bestaat, beweerde geen verschil in uitspraak te hebben gehoord tussen het ‘tree’ in zijn eerste, en het ‘three’ in zijn tweede uitroep. Maar toen ik haar vroeg wat dan de boventoon had gevoerd: de ‘boom’ of de ‘drie’ (of hij, met andere woorden, aanvankelijk getwijfeld had tussen een ‘man’ en een ‘3’, of dat hij het later met een boom erbij een bende vond worden) - toen gaf ze geen antwoord, en glimlachte alleen.
Na aankomst in Parijs hielden we elkaar nog wat gezelschap. Ik vergezelde haar naar het postkantoor, waar zij haar post opvroeg (:twee brieven van Tirlantino). We dronken koffie op een caféterras, en namen toen de metro naar het Gare du Nord: zij moest naar Lille, ik via Brussel naar Den Haag. Haar trein vertrok eerder dan de mijne. We namen afscheid. Voorgoed, dachten we: er waren geen adressen uitgewisseld. Zij stond al in de trein, toen we ons laatste praatje maakten - ik wachtte niet tot hij vertrok. Terug in de grote hal van het station begon mij plotseling duizelingsgewijs de verzuimde slaap te overvallen. Die goddelijk doorwaakte nacht... toen ik even mijn ogen sloot, nam hij wraak met een kort, maar glashelder visioen van verkoolde bossen. Naaldwoud. Het dunne laagje zwarte sneeuw... Ik had al mijn concentratie nodig om mijn geld te tellen. Wankelend zocht ik mijn weg in de gangen van de metro. Ik vergiste me. Herstelde me. Vergiste me andermaal... En steeds die geblakerde bomen - steeds als ik ook maar even met mijn ogen knipperde... Op het Gare de l'Est kocht ik een tweemaands-retour Barcelona. Ik besprak een couchette. De middag liep ten einde - om 8 uur zou mijn trein vertrekken. Volstrekt zonder gedachten, met alleen een verraderlijke zoeming aan de slapen, wandelde ik de Jardin des Plantes in. Daar zat Emily op een bank met haar brieven op schoot. We hebben elkaar niet meer losgelaten. Op weg naar Spanje vertelde ze honderduit over ‘Bruno Tirlantino’...
Verpauperende adel. Ook de afbetaling van het huis wilde maar niet vlotten. Hypotheek op hypotheek. Ten einde raad begonnen zij kamers te verhuren. Aanvankelijk alleen de kinderkamer (12 pond) en de donkere kamer (10 pond) op de eerste verdieping - aan resp. een balletlerares, die je 's avonds kon horen springen, en een verschrompeld, vroeg-oud heertje, dat na sluitingstijd van de pubs in de hal met gebroken stem ‘Cool Brittania’ stond te zingen, omdat hij niet naar boven durfde: ‘it's so bloody dark up there’. De ballerina verdween al gauw wegens klachten over de soepelheid van de houten vloer: hoe ze haar pick-up ook zette, steeds wipte de arm op juist als zij neerkwam. En ook het heertje was op een dag niet meer teruggekomen. Maar er kwamen anderen - en spoedig werd ook de rest van de eerste verdieping verhuurd: de grote slaapkamers, voor hogere bedragen. Vervolgens alle kamers van de tweede verdieping - en tenslotte waren ook de derde verdieping, het souterrain (aan Emily) en een deel van de parterre verhuurd, behoudens de huiskamer en de keuken, die van nu af als gemeenschappelijke ruimtes dienst gingen doen. Zelf trokken zij zich naar de zolderverdieping terug, Tirlantino en Fringle. Twee berooide dichters op kamers in hun eigen huis, dat nu wemelde van de studenten en katten en zonderlingen - en daartussen Emily. Hij mocht dan wel hoog wonen, Tirlantino, en Emily helemaal beneden, toch werd zij al gauw zijn adept - in alles zo'n beetje. Hij introduceerde haar zelfs bij ‘een kleindochter van Jung’, die haar als proefkonijn in therapie nam, onder invloed van ‘iets zwaars’. En met ijzeren consequentie stak ze vervolgens over naar de landen van het Oude Europa, waar haar leermeester zijn cultuur vandaan had. Maar toen ik haar op weg naar Parijs leerde kennen, was er van die intellectuele afhankelijkheid niet veel meer te merken - behalve dan drie of
vier van zijn gedichten, die ze vanbuiten kende, en een steeds roekelozer hantering van de I Tjing, met alle correspondentie vandien.
Tirlantino en Fringle lieten zelden iemand tot hun kamers toe. Sommige huisgenoten wisten te vertellen dat het er buitengewoon zindelijk was, hoewel het er volstond en volhing met de meest vreemdsoortige voorwerpen (de moederplant van de ‘coco’ onder ultraviolet licht; een gevernist spinneweb in een telraam; een babyaap op sterk water in een grote wekfles, met op het etiket: ‘doodgebeten door de moeder’; in vol ornaat een wassen beeld van de koningin op ware grootte; &c. &c). Wel aten zij vaak beneden in de huiskamer, samen met de anderen (voor zover aanwezig) - zoals nu, aan de vooravond van de nationale feestdag.