[Bruno Tirlantino (vervolg)]
priester, en vervolgens weer omgekeerd, verschillende malen achtereen - alles in dodelijke ernst, de misdienaars devoot terzijde, in afwachting. Snelle, geroutineerde kruisjes sloegen zij in de lucht, waarbij de markies voor de geestelijke bepaald niet onderdeed, integendeel: het was of hij nooit anders gedaan had - er kwam geen eind aan. Ook werd er van alles bij gepreveld - zij kon niet verstaan wat. En aan het slot van de mis zou het ceremoniëel zich nog eens herhalen.
‘Een oud gebruik’, had hij weten te fluisteren, toen de priester even met de rug naar hen toestond. ‘Het laatste vleugje kerkelijke macht van onze adel.’
‘Een diepgelovig man’, had zij in stilte geconcludeerd. ‘En van adel op de koop toe. Hij heeft mooie, zalvende handen: lang, slank en bleek - tegelijk die van een priester en van een pianist. Ik neem hem.’
Voor het eerst in haar leven had zij tijdens het communiceren van de gouden kelk mogen drinken. Ze had gehuiverd van aandoening. Welbeschouwd was de mis hun huwelijksmis geweest. En ook zij was een goede partij: zij stamde uit een aanzienlijke familie, waarvan de voorvaders belangrijke liberale staatslieden waren geweest. Zij bracht een flinke buit mee.
Hoewel al spoedig na de huwelijksvoltrekking Tirlantino's ware aard en gerichtheid zich deden gelden, duurde het toch nog enkele jaren voor zij officiëel zouden scheiden. Inmiddels had hij in dienst van Groot-Brittannië een diplomatieke betrekking in Brazilië aanvaard. Zijn vrouw liet hij in Londen achter. In Brazilië, waar in die tijd weinig omging (‘er is hier veel te zien, maar weinig te doen’, klaagde hij in een brief), begon hij uit verveling gedichten te schrijven - aanvankelijk in zijn moedertaal, later ook in het engels. Hij won zelfs een enkele prijs - meteen bundeltje ‘metafysiese poëzie’, die hij later in Engeland zelf nauwelijks meer kon ontcijferen, zozeer kleefde er de klamme bedwelming van Latijns-Amerika aan. Toen de termijn, waarvoor men hem aangesteld had, verstreken was, keerde hij terug naar Londen, en dong naar een vakante leerstoel spaans en portugees aan de universiteit van Oxford. Hij werd enthousiast binnengehaald. Zijn carrière lag voor hem open. Bovendien leerde hij kort na zijn aanstelling de jonge, briljante student Simon Fringle kennen. Tirlantino was in hem geïnteresseerd geraakt, omdat hij steeds op college verscheen in gezelschap van een zeldzaam afzichtelijk meisje. Alles wat mooi was aan hem, was lelijk aan haar. Hij had opvallend lichte ogen, die onophoudelijk van kleur veranderden, maar altijd licht bleven. En deze Simon Fringle was niet alleen jong en briljant en student en mooi - hij was ook een veelbelovend dichter. Misschien (ongetwijfeld, volgens Emily) mochten ze elkaar op het eerste gezicht al. Toch bleven ze elkaar nog lange tijd afwachtend uit de weg gaan - maar met een trots die de wederzijdse sympathie nauwelijks nog verhullen kon. Het lelijke meisje verdween steeds meer naar de achtergrond, en verscheen op het laatst helemaal niet meer op college. Hoe en waar het wonder zich uiteindelijk heeft voltrokken, dat weet zelfs
Emily niet - op zeker moment was er sprake van liefde, en het duurde niet lang of de twee gingen samenwonen. Tirlantino kocht een huis in het centrum van Oxford, en maakte een begin met zijn echtscheiding.
Het was een preuts huis van onder koningin Victoria - met een opzichtige voordeur, overdreven grote kamers, maar met een onvindbaar weggeborgen toilet. Steeds smallere trapjes af, souterrain door, piepklein binnenplaatsje over, getrap tegen emmers, gestruikel over bezems (: de onvermijdelijke nekslag met de steel), allerlei ergernissen die je alleen nog in de krochten van londense pubs meemaakt - en daar was het dan: een smal hokje, waar iemand van het formaat van koningin Victoria zich zeker niet zou hebben kunnen keren. Spinnewebben, schimmelculturen, gebarsten tegels, gebarsten pot - en de geur van een laboratorium waar de urine van zieke belgiese paarden wordt onderzocht. Tirlantino had op de eerste verdieping zo spoedig mogelijk een moderne badkamer laten aanleggen - maar net toen de wastafel en het ligbad waren ingemetseld, kwamen er financiële moeilijkheden. Een uit de tegelvloer omhoogstekende pijp verwees bezoekers nog altijd door naar het toilet beneden. Tegen de binnenkant van de deur hingen daar nu de zogenaamde ‘kuisheidsringetjes’ gespijkerd - Bruno had er ongeveer anderhalf dozijn van op de kop getikt op een rommelmarkt in Chelsea. Een soort omgekeerde ruitersporen waren het: stalen ringetjes ter grootte van een gewone trouwring, maar dan met venijnig scherpe tandjes aan de binnenkant. Ze stamden uit de tijd waarin het huis gebouwd was. 11 -, 12-jarige jongetjes kregen ze omgeschoven, vlak voor het slapengaan: ze hadden tot taak opkomende erekties te doen slinken, natte dromen te voorkomen, en de lust tot masturberen te vergallen. Na een half jaar al begonnen de moeilijkheden - en dat niet alleen door de devaluatie van het pond. Zo viel bijvoorbeeld de scheiding financieel duidelijk in Tirlantino's nadeel uit - en dat terwijl zijn jonge vriend juist te ver was gegaan in zijn liefde voor de poëzie, en zijn studiebeurs verspeeld had. Hij leefde nu op kosten van zijn partner, en niet zo zuinig ook: wat dat betreft was het
een echte Rimbaud. Maar wat het leven pas echt duur maakte, dat waren de steeds hogere bedragen die zij aan cocaïne uitgaven - aan ‘coco-coco’, zoals Tirlantino het noemde (die overal nog koosnaampjes, maar nergens meer geld voor had). En uit angst hun neus te bederven, moesten zij altijd de beste en de zuiverste en de duurste hebben. Zij lieten hun dealers per taxi aan huis komen. De ‘coco’ was hun troeteldier, hun enig kind, en zuiver of niet: zij offerden er hun hele neus aan op - en niet hun neus alleen.
Ik had het kunnen weten. Emily. Toen ik tegenover haar kwam te zitten inde trein van Quimper naar Parijs, en haar later weer tegen het lijf liep in de Jardin des Plantes, was mij een minuscuul zilveren lepeltje opgevallen, dat zij in haar oor droeg. Ik dacht eerst dat het een tot oorbel gestileerde traan was (het schitterde in de zon) - maar het bleek wel degelijk een lepeltje. Met een bijna onzichtbaar sluitinkje zat het aan haar oorringetje geklonken: alleen zij kon het loshaken. Op de juiste wijze gehanteerd, sloot het precies je neusgat af...