Dat betekent dat ik mijn dankwoord zal gebruiken waarvoor het bedoeld is, namelijk om dank te zeggen. In de eerste plaats aan mijn uitgever Querido, die mijn essaybundel toch maar heeft uitgegeven, tegen de culturele tijdgeest in; in het bijzonder dank ik mijn vriend en redacteur, Anthony Mertens, die zich vlak vóór zijn dood nog in de bekroning heeft kunnen verheugen. Verder dank ik de jury die zo goed is geweest om mijn boek uit te kiezen, en het bestuur van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dat met deze keuze heeft willen instemmen. En ik dank dr. C.J. Wijnaendts Francken, zonder wie de hele prijs niet had bestaan.
Ik beschouw hem een beetje als de redder van mijn boek. Niet dat ik u nu een herdruk van mijn essaybundel kan aankondigen, want Querido is wel goed maar niet gek. Maar toch heb ik de indruk, hoe zal ik het zeggen, dat de eer is gered - dankzij dr. C.J. Wijnaendts Francken.
Ik moet bekennen dat ik de naamgever van de prijs, voordat ik hem won, alleen kende in die nominale hoedanigheid. Sindsdien heb ik me een beetje in hem verdiept, uit een niet meer geheel belangeloze nieuwsgierigheid. Tot mijn verrassing zag ik dat dr. Wijnaendts Francken, hoewel van huis uit bioloog, zich met allerlei denkers en schrijvers heeft ingelaten die ook mij dierbaar zijn. Hij schreef boeken over Hume, Voltaire en Bayle, Schopenhauer, Goethe en oude moralisten als Montaigne en Coornhert - om mij nu even te beperken tot de auteurs over wie ik ook wel eens iets op papier heb gezet. Zoiets schept een band, die mijn plezier in de prijs alleen maar vergroot.
Natuurlijk zijn er ook verschillen. Dr. Wijnaendts Francken is ook de auteur van boeken met titels als Lijkverbranding, Het vraagstuk der sexueele voorlichting en De evolutie van het huwelijk - dat zal ik hem niet gauw nadoen. Daar staat tegenover dat zijn huwelijk in een scheiding eindigde en dat ik nog steeds gelukkig getrouwd ben, iets waarvoor ik in de eerste plaats - we zijn nu toch bezig - mijn vrouw Barbara wil danken. Zonder haar was mijn leven wellicht verzonken in lethargie en wereldvreemdheid. Dus de prijs is niet in de laatste plaats ook háár verdienste.
Vergeleken met dr. Wijnaendts Francken blijft mijn productie beschamend mager, ik zal het niet ontkennen. In het Levensbericht van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde dat na zijn dood in 1945 werd gepubliceerd, lezen we: ‘Iets bestudeeren beteekende voor Francken: er een boek over schrijven.’ Zelf vind ik studeren misschien wel het aangenaamste wat er in het leven te doen valt, mijn probleem is dat er vervolgens ook nog een boek over moet worden geschreven. Vandaar dat de krant met