Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 2008-2009
(2010)– [tijdschrift] Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde [2001- ]– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |||||
Tine van Buul
| |||||
[pagina 57]
| |||||
haar dierbaren bij haar begrafenis van haar schetsten steeds weer terugkwam. In tegenstelling tot de statige, wat afstandelijke Alice van Nahuys wier verschijning vooral ontzag inboezemde, bleef Tine van Buul, ook in haar functie van directeur van Em. Querido's uitgeverij, een vriendelijke, begripvolle en zeer benaderbare vrouw. Kordaat en stijlvol, maar ook kwikzilverig en jeugdig. Alice van Nahuys werkte al als jonge assistente bij de boekenafdeling van De Bijenkorf in de tijd dat Emanuel Querido die leidde, en toen hij in 1916 zijn eigen uitgeverij oprichtte ging zij met hem mee. Begin jaren dertig werd Van Nahuys in de directie van de uitgeverij opgenomen. Emanuel Querido, die in de loop van de oorlog had moeten onderduiken, werd verraden en kwam in 1943 in het ‘Vernichtungslager’ Sobibor om. Het was Alice van Nahuys die na de bevrijding samen met haar man Fred von Eugen de uitgeverij nieuw leven inblies, op een nieuw adres: Singel 262. Daarbij hadden ze assistentie nodig, en die vonden ze bij een piepjonge Rotterdamse boekhandelaar, die tijdens de oorlog had bewezen bijzonder vasthoudend, vindingrijk en moedig te zijn: Tine van Buul. Tine van Buul was in 1938 aan de opleiding voor Boekhandel en Uitgeverij begonnen, en liep in het begin van de jaren veertig stage bij de AP Boekhandel in Rotterdam. Toen - Rotterdam lag inmiddels in puin - de Duitse bewindvoerders van de AP de joodse medewerkers ontsloegen, wilde Tine daar niet blijven. Ze richtte, net meerderjarig, met financiële hulp van haar familie een eigen noodboekhandeltje op: Van Buul's Boekhandel, vier bij vier meter groot.Ga naar eindnoot1. Zolang dat nog kon, stond haar ontslagen chef Benjamin de Vries haar bij, later moest Tine het alleen doen. Ze vulde haar winkeltje met boeken die zijzelf mooi vond, bijvoorbeeld met de smalle blauwe bandjes van Querido's Salamanders. Voor Emanuel Querido zelf, die het eerste jaar nog zijn eigen boeken bij haar kwam aanbieden, was ze een beetje bang: ze vond hem nogal nors en vasthoudend. Toen later in de oorlog de bevoorrading door de uitgevers stokte, schrikte Tine er niet voor terug om zelf op ‘boekentocht’ te gaan, op de fiets met houten banden, tot in Den Haag toe. Haar klanten waren er haar zeer dankbaar voor, ‘de honger naar boeken was groot’. Tines broer Wim was naar Duitsland afgevoerd en in kamp Neuengamme ‘omgekomen’. Dat weerhield zijn jonge zus, alleen in haar boekhandeltje, niet ervan ‘illegale pakjes door te geven’ voor het verzet. Het weerhield haar er ook nietvan mensen naar hun onderduikadres te brengen - of met joodse kinderen een nacht onder haar bureau in de winkel te | |||||
[pagina 58]
| |||||
bivakkeren voor ze ze kon doorgeven aan hun volgende ‘onderduik’. Dit doortastende blonde meisje, dat ook wel eens wilde weten wat het máken van boeken inhield, bleef niet onopgemerkt: begin 1946 werd zij de assistente van Alice van Nahuys bij Querido. De geschiedenis herhaalde zich: in 1950 werd Tine van Buul in de directie van Querido opgenomen, in 1958 werd zij, naast Alice van Nahuys, directrice. Hoed, handschoenen, handtas, zelfs een permanentje, Tine ontkwam er niet aan: Querido was niet alleen een uitgeverij van mooie, ook uiterlijk zeer verzorgde boekende - de directie behoorde dezelfde uitstraling te hebben. Over de eerste jaren bij de uitgeverij kon Tine met smaak vertellen. Over haar eerste kennismaking met Hella S. Haasse, en over het deftige hoedje dat die bij dat gesprek droeg. Over de samenwerking met Fritz Landshoff, die in die jaren zijn Exil-uitgeverij Querido Verlag weer op gang wilde brengen. Over de keren dat Klaus en Erika Mann op bezoek waren: ‘Van die boze Erika moest ik niets hebben, maar Klaus was een heel innemende man. Als hij weg was ging ikvlug naar de wc, kijken of ik injectienaalden moest opruimen’. Het fonds werd door ‘de dames Querido’ in de jaren vijftig met smaak uitgebreid, en telde, niet verwonderlijk, relatief veel joodse en veel vrouwelijke uteurs: Franz Kafka, voor wie Alice van Nahuys zich al voor de oorlog had ingezet, Carry van Bruggen, Leo Vroman, Elisabeth Keesing, Inez van Dullemen en natuurlijk niet te vergeten Hella S. Haasse, die in 1946 bij Querido debuteerde met een dichtbundel. Ook de Indische literatuur vormde een belangrijk bestanddeel met auteurs als Maria Dermoût en Rob Nieuwenhuys. Lang nog bleef A.M. de Jong met zijn uit de jaren '30 stammende Merijntje Gijzen een van de financiële steunpilaren van de uitgeverij. Van oudsher was Querido al een ‘literair huis’, maar de sociaalkritische uitgaven die in Emanuel Querido's tijd óók kenmerkend voor het fonds waren verdwenen steeds meer naar de achtergrond. Wat onveranderd bleef was de opvallend fraaie boekverzorging waaraan de oude Querido zoveel belang had gehecht; in de jaren vijftig was die veelal in handen van Susanne Heynemann. In 1960 trok Alice van Nahuys zich uit de uitgeverij terug, haar plaats werd ingenomen door de man met wie Tine van Buul haar leven al sinds 1953 deelde, ‘de leider van de boekenuitgeverij van de Arbeiderspers’: Reinold Kuipers. Was Alice van Nahuys een intelligente dame met internationale allure en een groot hart voor literatuur, Reinold Kuipers was een hartstochtelijk vakman die niet alleen de Nederlandse literatuur op | |||||
[pagina 59]
| |||||
zijn duimpje kende, maar ook het ambacht van het maken van een boek. Tine zei altijd beslist: ‘Alice heeft me in allerlei opzichten gevormd, maar over boeken, en boeken maken, heb ik het meeste van Reinold geleerd’. Tine van Buul en Reinold Kuipers waren een prachtig uitgeverspaar. Reinold, de wat streng overkomende grote man, in zijn jaren bij de AP uitgever van Simon Carmiggelt, Louis Paul Boon en Annie M.G. Schmidt, werd de vaderfiguur bij uitstek voor jonge schrijvers als K. Schippers, J. Bernlef, Gerrit Krol, Andreas Barnier en Doeschka Meijising. Hij nam naast de fondsvorming vooral de hoekverzorging en de promotie voor zijn rekening. Aan zijn zijde was de kleine glimlachende Tine een steeds benaderbare, geruststellende en relativerende moederfiguur bij wie de zachtere karakters, zoals de ‘Indische’ schrijvers, het liefste aanklopten. Tine had het geduld dat Reinold niet had, en zij kon prachtig pillen vergulden. ‘Met Tine kan ik praten, van Reinold schrik ik altijd zo’, zei Rob Nieuwenhuys. Tine zorgde naast de fondsvorming vooral voor de productie en voor de contacten met de boekhandelaars, van wie ze er veel persoonlijk kende. Toen Querido en de Arbeiderspers (dat al voor 100% in handen van de Weekbladpers was) in 1971 opgingen in de holding ‘Uitgeverijen Singel 262’, werd Tine al spoedig hoofd verkoop van beide uitgeverijen. In deze functie kwamen haar grote sociale vaardigheden van pas, maar evenzeer haar doortastendheid, en de hoge eisen die ze aan zichzelf en aan haar medewerkers stelde. Ze vertroetelde ‘haar mannen’ (de vertegenwoordigers) graag, maar kou ze ook kordaat, vriendelijk en altijd zonder enige stemverheffing, stevig kapittelen. Het vasthouden aan hoge kwaliteitseisen en het behendig bewerken van de commercie wist zij altijd uitstekend te combineren, en niet alleen waar het om verkoop in directe zin betreft. Herexploitaties in allerlei vorm zijn altijd een belangrijk onderdeel van Querido's fonds geweest (Franz Kafka, Willem Elsschot, Carry van Bruggen in pocket, gebonden, verzameld groot en goedkoop, verzameld klein en duur...). Daarnaast hield Tine ervan boeken te ‘verzinnen’ voor bijvoorbeeld de boekhandelafdeling van Vroom en Dreesmann of van De Bijenkorf - boeken als Veelzijdig, met een keur aan vrouwelijke auteurs, die Tine dan weer liet samenstellen door jonge schrijvers als Willem van Toorn. Boeken bedoeld voor de commercie, maar met kwaliteit. Zelf zei ze hierover in een interview met de Volkskrant in 1996: ‘“Zaal wel goed verkopen” is voor ons nooit een zaligmakend argument geweest. Alléén als je in een boek gelooft, zul je in staat zijn om die passie over te brengen op je naaste me- | |||||
[pagina 60]
| |||||
demerkers, de verkoper, de boekhandelaar - en ten slotte, hopelijk. de lezer’. Een grote rending in haar uitgeversleve betekende de uitgave van Annie M.G. Schmidts kinderboek Pluk van de Petteflet bij Querido, in 1971. Schmidt gaf traditioneel bij de Arbeiderspers uit (daartoe indertijd uitgenodigd door Reinold Kuipers), maar haar boeken voor volwassenen (zoals Impressies van een simpele ziel) waren van oudsher Querido-uitgaven, met andere woorden: Annie kende Tine niet alleen als partner van Kuipers, maar ook als uitgeefster. Met de uitgave van de inmiddels klassiek geworden ‘Pluk’ werd voor Tine een droom verwezenlijkt: het opbouwen van een kinderboekenfonds. Ook daarover had zij zeer uitgesproken ideeën, die zij met hart en ziel bleef uitdragen. ‘Wij lazen kinderboeken niet anders dan de boeken voor volwassenen. Ik heb aan dat aparte altijd een hekel gehad. Een goed kinderboek is ook een goed boek voor volwassenen. En andersom, ja, dan geldt het natuurlijk niet. Maar de verbinding tussen die twee is zo belangrijk’. Tine zocht, om haar fonds op te bouwen, aanvankelijk vooral in het buitenland. De boeken die ze uitkoos, liet ze dan bij voorkeur door ‘volwassen’ auteurs als Bob den Uyl en Willem van Thorn vertalen. Zij vroeg Kees Fens om bundels poëzie samen te stellen voor ‘kinderen en andere volwassenen’ zoals Bij jou in de buurt en Goede morgen welterusten. Van het begin af aan maakte ze duidelijk wat zij wilde en waar ze voor stond. ‘Querido ziet kinderen voor vol aan’ was haar slogan. In 1975 kwam een andere AP-auteur met zijn kinderboeken het fonds versterken: Guus Kuijer. Schmidt en Kuijer, deze twee auteurs, die ieder op hun beurt en voor hun generatie een bijna revolutionaire ontwikkeling in het Nederlandse kinderboek hebben teweeg gebracht, vormden de spil van Van Buuls jonge fonds, en zij zijn bij uitstek het voorbeeld van wat zij wilde uitgeven: kinderboeken die geen volwassen lezer onberoerd laten. Toen Reinold Kuipers in 1979 vijfenzestig werd en met pensioen ging, ging de vier jaar jongere Tine - pas sinds 1973 officieel ‘mevrouw Kuipers’ - met hem mee. Maar ze bleef nog vele jaren als extern adviseur aan de uitgeverij verbonden, met name waar het verder uitbouwen van ‘haar’ kinderboekenfonds betrof. Dat fonds lag nu in handen van de opvolgers van het echtpaar Kuipers-Van Buul, de nieuwe directeur Ary Langbroek, en zijn redacteur, schrijver dezes, en later ook uitgeefster Els van Eeden, Tot aan zijn eigen pensionering in 2001 bleef Langbroek, boekverzorger van huis uit, het uiterlijk van de kinderboeken bepalen. | |||||
[pagina 61]
| |||||
Tines werk beperkte zich in die jaren na haar pensioen steeds meer tot het doorploegen van catalogussen van buitenlandse uitgevers, en het maken van een voorselectie uit stapels in het buitenland aangevraagde boeken. Namen als Nina Bawden, Aidan Chambers, Cynthia Voigt en Marilyn Sachs werden aan het fonds toegevoegd. Soms bracht ze ook wel degelijk een ‘eigen’ auteur in, zoals bijvoorbeeld Annie Makkink, wier Helden op sokken (1998) meteen met een Goeden Griffel werd bekroond. In die jaren hield Tine zich intens bezig met de definitieve uitgaven van het werk van Annie M.G. Schmidt, waaruit zij al eerder een mooie anthologie had samengesteld: Een visje bij de thee (1983). Zo werkten de drie oude vrienden, een steeds slechter ziende Annie Schmidt, Reinold Kuipers en Tine van Buul, aan Tot hier toe (1986), waarin alle gedichten voor volwassenen staan die Annie gepubliceerd wilde zien, daarna aan Ziezo (1987) dat alle dito kinderversjes bevat, en tot slot aan alle kinderverhalen die in de ogen van Annie genade vonden: Misschien wel echt gebeurd (1997). Daarnaast ging voor Tine een andere wensdroom in vervulling: zij stelde zelf een bundel gedichten samen ‘voor kinderen en andere volwassenen.’ In Als je goed om je heen kijkt zie je dat alles gekleurd is hebben de twee samenstellers, Tine van Buul en de jonge Bianca Stigter, lak aan de grenzen tussen de ‘grote’ en de ‘kinderliteratuur’. Het boek werd bekroond met een Gouden Griffel (1991) en het is nu een standaardwerk. Later verscheen er nog een tweede anthologie van dezelfde samenstelsters, voor jongere kinderen. Van Buul was ook de grote motor achter De hele Bibelebontse berg, waarin een aantal deskundigen, waaronder Harry Bekkering, P.J.M. Buijnsters, F.P. van Oostrom en Herman Pleij, maar ook Nettie Heimeriks, Aukje Holtrop en Tine van Buul zelf, een beeld schetsen van het Nederlandstalige kinderboekvan de middeleeuwen tot op heden. Het boek verscheen in 1989, en Tine heeft haar verdriet en haar ergernis erover dat er nog geen geactualiseerde heruitgave van het boek is verschenen nooit onder stoelen of banken gestoken. Van zeker even groot belang is misschien wel dat Tine in die jaren, met haar meer dan veertig jaar ervaring en met haar hartstocht voor goed geschreven kinderboeken, haar jonge opvolgers bij de uitgeverij bleef steunen, vormen en coachen bij de begeleiding van de fondsauteurs. Querido's consequente realistisch-literaire aanpak, de hoge kwaliteit van het werkvan auteurs als Joke van Leeuwen, Els Pelgrom, Toon Tellegen, Imme Dros en later Anton Quintana, Bart Moeyaert, Edward van de Ven- | |||||
[pagina 62]
| |||||
del, en Martha Heesen, en de vaak gedurfde keuzes die Langbroek maakte onder de illustratoren, dat alles bezorgde het kinderboekenfonds in de jaren '80 en '90 een naam met internationale uitstraling. Tine van Buul was trots op wat ze teweeg had gebracht, ze genoot ervan. In 1996 nam ze stralend de G.H. 's Gravesandeprijs (van de Jan Campertstichting) in ontvangst ‘voor haar verdiensten voor de Nederlandse (jeugd)literatuur’. Uit het juryrapport blijkt dat het hier toch uiteindelijk ging om een bekroning voor een bijzonder fonds: het kinderboekfonds van Querido. In haar dankwoord noemde Tine van Buul dan ook nog eens terecht de belangrijkste credo's die aan de grondslag van dit fonds liggen, en herhaalde ze haar afschuw van het voor haar gevoel kunstmatige verschil tussen schrijvers voor kinderen en schrijvers voor volwassenen, ‘Annie M.G. Schmidt en Els Pelgrom horen net zo goed in een literatuurgeschiedenis thuis als de anderen,’ zei ze. In 2005 stierf Reinold Kuipers en Tine bleef alleen achter in het grote huis in Amstelveen. Oude vrienden, auteurs van Querido, en Ary Langbroek, bekommerden zich om haar. Maar ook de heel nieuwe generatie die het uitgevershuis leidt waaraan zij zo verknocht was, kwam regelmatig naar Amstelveen: haar mening, haar ervaring bleven van grote waarde. In 2006 kwam de schrijfster Bibi Dumon Tak regelmatig met Tine praten: de uitgeverij wilde graag een impressie van de bijzondere vrouw die Tine van Buul was vastgelegd zien. Het resulteerde in Klein genoeg. Bibi Dumon Tak op bezoek bij Tine van Buul, het nieuwjaarsgeschenk van Em. Querido's Uitgeverij - Athenaeum Polak & Van Gennep voor de jaarwisseling 2006-2007. Een van de taken die Tine zich gesteld had was het bezorgen van de nog niet gebundelde stukken die Reinold Kuipers had nagelaten. Ze werkte er in het najaar van 2008 aan, met haar trouwe vrienden Erica en Gerard Stigter (K. Schippers). In die maanden interviewde Willem van Toorn haar uitvoerig voor de biografie van Emanuel Querido waaraan hij werkt. Op een middag in januari 2009 voelde Tine zich niet lekker. Toon Tellegen was op bezoek en haalde op haar verzoek een van zijn bundels dierenverhalen uit het ‘boekenkamertje’ en las haar eruit voor, gezeten op de rand van haar bed. Ze haalden herinneringen op en keken vooruit naar haar aanstaande negentigste verjaardag. Zo gleed Tine van Buul uit het leven weg. Ze liet een klein briefje achter: ‘Ik groet en dank iedereen. Niet treurig zijn. Het leven was niet zo slecht voor mij’. | |||||
[pagina 63]
| |||||
Een paar maanden later stierf de hoogbejaarde Susanne Heynemann, met wie Tine, sinds hun kennismaking bij Querido in 1946, een intensieve vriendschappelijke relatie was blijven onderhouden. jacques dohmen | |||||
Bronnen
| |||||
Voornaamste publicaties
| |||||
[pagina 64]
| |||||
|
|