Koos Roos
Lente in Praag
9 mei 1974. Het is lente in Praag. Partijleider Husak heeft vandaag het eerste deel van de nieuwe ondergrondse officieel in gebruik gesteld.
Het is druk in Praag, althans in het centrum, op het Wenceslasplein, waarin 1968 troepen een einde maakten aan een lente. Zoals ook in 1849 troepen een einde maakten aan weer een andere lente. In Boeda Pest.
Ik zit in het café van het Jaltahotel en kijk uit over het plein, versierd met vlaggen, alle verkeer is stilgelegd vanwege die nieuwe ondergrondse.
Ik heb om half drie een afspraak met iemand, het is nu half twee.
Zoals altijd als ik wacht, zit ik te lezen. Ik lees overal, in de tram, in de trein, in wachtkamers, op vliegvelden, op de rechtbank, tijdens de lunch en tijdens het scheren. Ik heb altijd een pocketboek in mijn zak en zodra ik even moet wachten sla ik het open bij het snippertje, dat als boekenlegger fungeert, en ik lees met volledige concentratie. Als ik bij een goeie passage opkijk om wat na te smullen, zie ik niets van datgene waar ik naar kijk. Op die concentratie, die bijna bewusteloosheid, was ons spel gebaseerd.
Ik weet niet of ik er wel goed aan doe dat allemaal op te rakelen, maar toen ik bij bewustzijn kwam, zat hij tegenover mij.
Ik had hem bijna 25 jaar niet gezien.
Hij was dikker geworden, wie niet, en zijn haar was grijs hier en daar. Hij zat op dezelfde manier zoals hij dat vroeger deed, als je op het terras van American of het Lido zat.
Als ik dan zat te lezen, kwam hij zonder groet en zonder geluid heel stil zitten, en wachtte hij net zo lang, tot ik uit mijn boek opkeek en hem toevallig zag. Hij keek altijd heel ernstig. Dat was zijn vorm van ingehouden pret, dat je zelfs aan zijn ogen niets van een glimp kon zien.
Als ik hem dan aankeek zei hij nooit iets van een groet of zo, maar altijd een zin, die duidde op het voortzetten van conversatie, altijd een zin, die alleen maar een antwoord of reactie kon zijn op iets wat al gezegd was.
Zo'n zin die begint met ‘But’ of met ‘Anyway’. Hij zei bijvoorbeeld: ‘On the contrary Christendom will be annihilated within 50 years’. ‘Annihilated’ zei hij niet omdat hem dat makkelijk in de mond lag, hij moest zijn spreekritme zelfs syncoperen om het woord zonder verspreking te kunnen zeggen.
Soms dacht ik dat hij zulke woorden opzettelijk gebruikte om een beetje minachtend over het Engels te doen, alsof hij zeggen wou, dat het Engels daar geen inheemse woorden voor had.
Mijn rol in dit spel was om een onmiddellijke reactie te geven, die voor de argeloze toehoorder een natuurlijk vervolg op het voorgaande moest schijnen, en zonder aarzeling, zonder pauze discussieerden we door, over de meest vreemde dingen, altijd diepgaand, vaak verhit.
In het begin ging dat tamelijk geïmproviseerd. Later, ik geef het toe, kwam er voorbereiding en planning aan te pas, tenminste ik zorgde altijd, dat ik vier of vijf antwoorden klaar had, die ik kon gebruiken, als hij mij aansprak, en ik ben ervan overtuigd, dat hij ook zorgvuldig zijn openingszinnen voorbereidde, hoewel we daarover nooit gesproken hebben. Hij had het natuurlijk het makkelijkst, want hij had de openingszin, ik moest altijd reageren. Hij kon zelfs voor zijn repliek drie of vier bruikbare alternatieven in voorraad nemen.
Toen ik na 25 jaar, op 9 mei 1974, uit mijn boek opkeek, zat hij daar, rechtop, heel stil, heel ernstig. Hij tilde zijn arm op, hij stak zijn hand uit. Een ogenblik was ik bang dat hij mij zou groeten, maar gelukkig kromde hij pink, ringvinger en middelvinger, vouwde zijn duim over de middenvinger, zodat zijn wijsvinger in mijn richting wees.
Ik heb Shyam altijd beschouwd als een symbool van alles wat de Arabieren aan waardigheid bezitten. Dat was op zichzelf niet logisch, want hij had de Perzische nationaliteit, was geboren in Pakistan en woonde meestal in Indonesië. Het feit, dat hij Islamiet was, is waarschijnlijk de verklaring voor mijn visie.
Ik had hem leren kennen via een vriendin in de tijd dat hij in Amsterdam studeerde. Hij redigeerde toen praktisch in zijn eentje het blad Modern Islam, dat hij op de een of andere manier over de hele wereld verspreidde. Ik was toen aan een van mijn vergissingen bezig en studeerde politieke en sociale wetenschappen, dat heette de zevende faculteit. Hij kreeg mij zover, dat ik een scriptie omwerkte tot een artikel in Modern Islam over Christian European Parties. Hij sprak slecht of lie-