nenskamers afspeelde. Soms was het heel erg. Zoals die keer toen Joke het laatste stukje van het rozenperk in Tübingen maar niet kon vinden en Jonas ontdekte dat Jochem, de jongste, erop zat te sabbelen. Jochem kreeg een pak voor zijn broek, maar de hel barstte pas los toen Jonatan zich ermee ging bemoeien. Ikzelf heb nog steeds een klein litteken in mijn wenkbrauw van die keer. Pleisters uit de winkel moesten eraan te pas komen. We waren het eens over het nut van drogisten.
Was het nu het karaktervan mijn oudste zus? Was het de drift van onze vader? Of was het een naamgevingsprobleem? We hadden toch het recht om gelukkig te zijn met z'n dertienen boven de anti-septische geuren van de winkel onder onze voeten? Zolang de mensen maar hoofdpijn en griep hadden, hadden wij een toekomst vóór ons. Enkelen van ons zaten zelfs op het Gymnasium en onze domoor Joop was nog altijd heel goed in de moeilijke randjes van een puzzel. We waren niet gelukkig. Tussen het slaan en het puzzelen was er niets dat ons bond, geen vriendelijkheid, geen interesse, geen zorg voor elkaar. Onze oplettendheid was erop gericht op tijd te duiken als er een klap aansuisde, of te slaan als iemand anders met zijn vingers aan jouw puzzel zat. Die motivatie van ons handelen deelden we en ik overdrijf niet als ik zeg dat geen familie zo aan elkaar hangt als de onze. Wie zich aanpast overleeft, en degenen van ons die nu getrouwd zijn dragen de traditie mee in hun huwelijk, waar nu de klappen vallen.
Eén uitzondering was er. Natuurlijk. Zonder zwart schaap kan geen familie leven. Bij ons was dat Judocus. Hij was veertien maanden ouder dan ik en ik deelde een zolderkamertje met hem. Dat het door de naam komt - de enige naam bij ons die niet met een Jo- begint - dat hij niet met onze gewoontes meedeed, lijkt me onwaarschijnlijk. Dan zou Joke immers een beminnelijke zuster geweest zijn als ze maar Jacqueline geheten had, een naam overigens die niet bij haar past en nooit bij haar passen zal. Bovendien rende Judocus altijd goedmoedig mee als mijn moeder vanuit de winkel riep, hoewel dat ook aan mijn oudste zus gelegen kan hebben die ons in zo'n geval sissend voor zich uit de trap afjoeg. Nee, Judocus ontwikkelde zich op een heel eigen manier. Hij was bijvoorbeeld de enige van ons die hart had voor de geur van de drogisterij. Als hij 's morgens naar school ging kon hij in de winkel blijven treuzelen en zeggen: ‘Hm, wat ruikt het hier lekker!’ Hij zei dat vaak en riskeerde elke keer een stomp van Job of jolle of Johan die hem toeriep: ‘Doe niet zo stom.’ Het was ook maar dommepraat van hem, want het stond allang vast dat Joop de zaak zou overnemen omdat hij er het beste gezicht voor had. Judocus stoorde zich daar niet aan, zomin als hij zich stoorde aan zijn onvoldoende schoolrapporten of aan zijn minieme prestaties op het sportveld. Hij was in staat de bal in eigen doel te trappen. Ik was jonger, maar schaamde me voor hem.
Ik herinner me nog de dag dat hij met een onvoldoende eindrapport thuiskwam en voor de tweede keer de tweede klas Mulo niet gehaald had. Onze vader zat in zijn luie stoel en wij stonden met z'n allen achter die stoel, behalve Judocus. Die stond tegenover mijn vader en schuifelde met z'n voeten.
‘En wat denk je dan nu te gaan doen?’ vroeg onze vader. Judocus haalde z'n schouders op.
‘'k Weet niet,’ mompelde hij. Wij gniffelden.
‘En als jij het niet weet, wie moet het dan wel weten?’ vroeg onzevader.
‘'k Weet niet,’ mompelde Judocus weer. Wij lachten smalend. M'n vader deelde een oorveeg uit aan Johanna die het dichtst bij hem stond. Jolanda gnuifde en kreeg een trap van Johanna. Joke herstelde met kracht de orde.
‘Stil allemaal!’ riep onze vader. Wij zwegen gespannen. ‘Je kunt niet in de zaak, want daar komt Joop in. Die kan niet leren.’ Judocus knikte begrijpend. ‘En toch,’ vervolgde onze vader dreigend, ‘en toch haalt Joop met veel moeite de Mulo. Want hij weet wat werken is. Dat weet jij niet. Want jij bent lui.’ Judocus knikte. Op dit punt bevestigd te worden bracht mijn vader tot kille woede. Hij sloeg. Judocus begon te huilen. Wij snikten van het lachen. Huilen als je geslagen wordt, is belachelijk. En Judocus wás belachelijk. Hij ging zonder eten naar bed. Wij puzzelden die avond met overgave. Behalve onze vader. Die keek zoals gewoonlijk de boekhouding na en halveerde het zakgeld van Judocus.
Het was niet zo dat Judocus nóóit sloeg. Eens heb ik hem in drift zien geraken toen een vierdeklasser de fiets van een eersteklasser in de vijver gooide. Hij stormde op de oudere jongen af en beukte hem in het gezicht. Wij hielden ons erbuiten want het getuigt van onfatsoen buitenshuis te slaan. En hij heeft Jonathan eens geslagen toen die per ongeluk op zijn tenen getrapt had. Maar verder hield hij zijn handen thuis. Puzzelen evenwel deed hij nooit. ‘Ik vind er niks aan,’ zei hij altijd. We konden hem er met geen stok toe krijgen. We dreigden hem, we boden hem aan zijn zakgeld uit ons zakgeld aan te passen, we sloegen hem, hij stak geen vinger naar een puzzel uit. Hij was de sufferd van de familie.
Tenslotte heeft hij nog met veel hangen en wurgen zijn Mulo-diploma gehaald. Daarna is hij op een Handelskantoor terecht gekomen, waar hij van negen tot vijf brieven tikte. Uiteindelijk heeft hij het het minst ver gebracht. Mijn jongste zus Jorina is zelfs ambtenaar op het departement van onderwijs geworden. Nou goed. Judocus zat op zijn Handelskantoor. Wat hij in zijn vrije tijd deed heeft niemand ooit precies geweten. Hij had een vage belangstelling voor vogels. Toen ik nog het zolderkamertje met hem deelde lag hij meestal op z'n bed, z'n handen gevouwen achter z'n hoofd, en staarde door het dakraampje naar de lucht, of 's nachts naar de sterren.
‘Is daar veel te zien?’ vroeg ik hem onder het puzzelen wel eens. Maar zelfs op zo'n vraag kon hij geen ja of nee geven. ‘Dat ligt eraan,’ zei hij dan en ik had geen zin om m'n jachttafereel in de steek te laten om op z'n vaagheden in te gaan. Ik liet hem liggen.
Het zou mooi in de loop der dingen gepast hebben als hij om het leven gekomen was door geweld. Bijvoorbeeld door tussenbeide te komen in een café-twist. Arme Judocus, onschul-