[Saul Bellow en de literaite situatie (vervolg)]
verwacht een openbaring over het leven na de dood. De doden blijven in ons leven als wij hen in leven willen houden. Steeds meer sluit Charlie zich van de levenden af om met de doden contact te houden, met Von Humboldt Fleischer, met zijn geliefde Demmie Vonghel, met zijn vader en zijn moeder. Dat is hij aan hen verplicht en dat geeft hem hoop. Misschien is de dood het einde, maar misschien ook niet: ‘Once and for all I was going to find out whether there was anything behind the incessant hints of immortality that kept dropping on me.’
Nu was het juist de richtingloosheid, het frenetiek zoekende, dat zo'n intensiteit gaf aan Herzogs innerlijke leven, terwijl Charlie's overpeinzingen steeds meer dezelfde bovenaardse vaagheden betreffen. Bovendien moet Humboldt's Gift het veel meer dan Herzog hebben van het verhaal en van de humor, en Charlie's belangstelling voor de ideeën van Rudolf Steiner raakt hier steeds verder van verwijderd. Aanvankelijk zet het verbijsterende leven in Chicago hem aan tot een reconstructie van zijn zeer belangwekkende verleden, en wordt de lezer geboeid door Bellows verbluffende vertelkunst en zijn greep op een zeer complexe materie. Langzamerhand worden Charlie's antroposofische bespiegelingen echter monotoon, en als hij tenslotte samen met het zoontje van zijn vriendin Renata, die hem heeft verlaten om met de eigenaar van een begrafenisonderneming te trouwen, in een goedkoop pension in Spanje belandt en zich daar geheel overgeeft aan zijn gesprek met de doden, is de lezer opgelucht als Charlie een brief van zijn oude vriend George Swiebel ontvangt, waarin deze op levendige wijze verslag doet van een krankzinnige expeditie naar Afrika. ‘In the learned world anthroposophy was not respectable,’ zegt Charlie verontschuldigend. Maar dat is het punt niet. In feite baart hem dat ook geen zorgen, want in de wereld om hem heen kan hij, buiten de antroposofie, niets ontdekken dat als verklaring kan dienen ‘for the more delicate desires and perceptions of human beings’, zeker niet in het respectabele empirisme waarin hij is grootgebracht. Ook verwacht de lezer geen precies antwoord op de aloude vraagstellingen over leven en dood. Bellow weet zelf dat de romanschrijver niet primair een filosoof is. Zijn verbeelding moet de roman in leven houden, maar in Humboldt's Gift zijn er momenten dat Charlie's gefilosofeer het verhaal tot levenloosheid dreigt te verstarren.
Dit is vaker een probleem geweest bij Bellow, maar er is dan ook geen eigentijdse schrijver in de Engelstalige wereld die zoveel intellectuele materie zo succesvol in zijn romans heeft weten te dramatiseren, behalve misschien zijn tegenpool, Thomas Pynchon. Charlie, en de roman, worden nog tijdig gered - door Cantabile, nota bene, die, vanwege zijn dreigende gezwaai met een grote revolver, eigenlijk in Chicago in de gevangenis had moeten zitten. ‘He was high, exuberant, showing off, and he transmitted the usual sense of boundlessness, of cranky dangers - chanciness I called it.’ Hij neemt Charlie mee naar Parijs, waar deze onomstotelijk kan aantonen dat de film ‘Caldofreddo’, die overal furore maakt,