[Beukenootje (vervolg)]
warmte en de port is het er vochtig. Dan doet hij haar broekje omlaag en drukt met zijn handpalm al op het korporaalssnorretje. Met zijn volle hand pakt hij het beet. En Lineke is als een blok hout. Nu komen zijn handen in aktie en gaan op avontuur, als ware ontdekkingsreizigers. En Lineke is als een warm lijk. Henryk Cuculowski geeft dat opstandige ding van hem de vrijheid. Vooruit maar. Niets aan de hand. Eigenlijk alleen maar een zesde vinger. Alsof het een spelletje is. Advocaatje ging op reis, tirelirelire, advocaatje ging op reis, tirelirelom... en Lineke ligt in zijn armen. Hij legt haar zachtjes op het lange gras onder de thuja's. Niéts... nee, niéts aan de hand! Nu ontwaakt ze een beetje. Ze doet haar ogen iets open en ziet de kuif van de thuja's boven de haardos van haar eigen Henri. Maar Henri heeft het druk. Dus laat ze haar oogleden weer zakken en luistert alleen maar. Nu voelt ze hoe iets op een vreemde manier naar binnen wringt en ze zegt wat tegen hem met een hoog keelgeluid, maar in het Vlaams, zodat hij niet weet wat ze van hem wil. Maar Henryk Cuculowski komt al overeind, hij doet zijn broek goed en alles. Direkt gaat ook Lineke zitten en... o mijn God! want ze heeft het gras onder zich gezien. Van de port heeft haar hoofd geen last meer. Ze huilt een beetje. En ze pakt haar zakdoek en doet zo wat, en Cuculowski kijkt haar gelukkig aan, als een vader, als een zoon, als een kind, en werpt haar voortdurend balsemende blikken toe. Vooral om haar te tonen dat hij van haar houdt, en vooral, vooral dat hij haar nog altijd respekteert. Maar Lineke wil niets anders dan de lucht opsnuiven. Ze kruipen onder de thuja's vandaan weer de wereld in. De tulpen bij Beukenootje zijn ook al slap geworden. En ze hebben de laan waar de marmeren kasten in het gelid staan nog niet bereikt, of Lineke vraagt:
‘En nu?’ En ze drukt zich tegen Henri Cuculowski aan alsof ze hem nooit meer wil loslaten.
Er komt een oud vrouwtje hun kant uit. Ze draagt lelies. Zeker om ergens onder een medaljon-met-haarlok neer te leggen. En achter dat vrouwtje, op korte afstand, een gezin. Ook die dragen boeketten. Cuculowski werpt heimelijk een blik op zijn horloge. Kan nog wel. En daar komt een hele stroom mensen aan. Hun zwarte kleren glanzen rood in deze julihitte. Terwijl die twee al in de buurt van het station zijn gekomen, zegt zij nog steeds niets, maar haar ogen zijn één grote klacht; ze toont zelfs geen schaamte. En hij is nuchter aan het rekenen. Hij telt en telt. En opeens zegt hij:
‘Liefje, laten we nu wat gaan bidden. Laten we vergeving vragen aan haar die de patrones van de reinheid is, maar die ook het menselijk hart kent. Zij zal ons begrijpen.’
Dat leek de Spaanse op te luchten. Ze glimlachte zelfs, en nu was het niet meer de glimlach van een dronkene. Ze gaan de kapel binnen. Goeie God, dat lijkt wel vanille-ijs, geen koelte. Cuculowski laat Lineke naar Pools gebruik voorgaan en waagt een snelle blik op zijn horloge. Daar knielen ze al in een bank neer en een druppel wijwater loopt langzaam over hun voorhoofd omlaag. En mrmrmrmrmrmrm bewegen ze hun lippen zoals het hoort. Plotseling fluistert Cuculowski in Lineke's oor: ‘Wacht, ga even zitten en bid door in deze koelte, ik ga wat in de offerbus bij de ingang doen, voor onze gezamenlijke intentie.’
En om de gewijde stilte niet te verstoren loopt hij op zijn tenen naar achteren. En op zijn tenen door het portaal. En op zijn tenen - maar met drie treden tegelijk! - de straat op. En naar het station. De hoek van het hek. Het loket. Zijn benen trillen. Het fiber koffertje. Alstublieft, dankuwel. Stoom vanonder de wielen. Alleen in de coupé. Hij kamt zijn haar met het plastic kammetje. Daarna duwt hij met zijn vlakke hand de golf op zijn voorhoofd terug en... allejezus! dat zou ik helemaal vergeten! en hij haalt de envelop uit zijn zak. Met het kammetje - rits! - open. Duizend frank. Hij bekijkt het blauwe biljet in het licht van de ondergaande zon. Onze hemelse Vadergedenkt zelfs het nietigste wormpje... iets moet er van waar zijn, want waar kwam anders dat duizendje vandaan?
Vertaling Paul Beers en Pszisko Jacobs