[Beukenootje (vervolg)]
‘Ah... oh, pardon... wat een mooie bloemen... Ik wilde alleen maar vragen of u iets nodig had.’
‘Nee, dank u.’
En ze ging de kamer uit, maar pas nadat ze met de blik van een trouwe hond naar Lineke had geglimlacht. Even later haalt Lineke iets uit haar tas, de drie boeken dacht hij, maar het was een peperkoek... Ze maken zich daar in Sint-Niklaas wel druk om mijn drollen... En chocola. Zeker om de koek te kompenseren. Lineke legt alles op het bed van Cuculowski en blijft maar glimlachen.
Maar dan opeens: zzzzzt!
En ze lachen allebei, want Lineke heeft de kraan bij de seringen niet dichtgedraaid. Daar stroomt het water op het balatum. En ze lachen. Lineke is bij het bed gaan zitten en hij heeft haar hand gepakt. Hij kijkt naar een van de lijnen: de gelukslijn. Alleen naar die, en hij doet haar hand dicht. Hij kijkt alsof hij verbitterd is, alsof het leven hem niet goed gezind is. Maar daar neemt zij zijn hand in de hare en liefkoost die, knijpt erin en zegt: je zult zien... Dan trekt hij haar met die hand naar zich toe. En zij drukt zich opnieuw tegen hem aan, nu zonder de seringen die zo even nog in de regen stonden. Toch is er ook nu iets diks tussen hen in, iets anders: de rode tieten van Lineke. Want ze heeft haar rode jurk aan, en geen andere. Nu wiegt hij haar, sujasuja. Lineke heeft haar ogen dichtgedaan en haar Spaanse haren zijn van het wiegen gaan geuren. Een aanval op twee fronten. Cuculowski instrueerde zijn ondeugende handen. Instrukties uit de oude tijd maar die hun doeltreffendheid bewezen hadden. Eerst haar mond afsluiten met de zijne. Nu zit er een stop op Lineke. Dan gaat zijn ervaren hand op verkenningstocht. Drukknoopjes. Niet kwaad. Maar kalm aan. Hij gaat weer met zijn hand naar boven, om haar niet schuw te maken. En daar alleen maar zachtjes-zachtjes strelen, Heilige Stanislaus Kostka. En Lineke is als was. Ze smelt, ze ademt en zucht dat het een lieve lust is. En wordt almaar zwaarder op zijn arm. Cuculowski kan niet langer wachten, op die drukknoopjes af! En tik-tik-tik-tik klinkt het in serie. En zijn hand woelt links en rechts, tast bruin en blank af en treft alle voorbereidingen. Van boven laat hij Lineke wat adem halen, zodat zij niet stikt in zijn armen. En opnieuw: smak! Maar nu met meer nadruk. En dan is zij zover... Maar de bedachtzame Cuculowski denkt: zo is het genoeg voor vandaag. En langzaam maakt hij zich van haar los, zijn hand hier, zijn tong daar, en alles is loom van moeheid. Dan komt Lineke overeind en zonder zich om goede
manieren te bekommeren noch om haar negentien jaar - waarom heeft ze toch zo weinig taille!? - geeuwt ze met heel haar lichaam: met haar borstkas, dijen en ellebogen tegelijk. En dan loopt ze naar de kraan, laat het water stromen en verfrist haar gezicht, niet met twee vingertjes maar met heel haar korte Iberisch-Vlaamse pootje. En ze droogt zich met de handdoek af. Dat is niet Lineke, maar een pioenroos! Dat is een klaproos, niet Lineke! Henryk Cuculowski haalt zijn kammetje te voorschijn en hup! hup! gaat hij ermee door zijn brillantine-haar. En Lineke heeft de handdoek nog maar net teruggehangen, en Henryk heeft nog maar net twee schilfertjes van zijn kammetje geblazen en Apollinaire ter hand genomen om de zaak door gedrukte lyriek te sanktioneren - of er wordt geklopt. Daar klopt een vervelend iemand.
‘Entrez!’ Het is die sukkel van kamer vierenzestig met zijn bolle voorhoofd. Een Vlaamse dokter die bij perioden t.b. heeft en die tijdens de bezetting de kippen van de boeren door zijn medisch attest behoedde voor invordering. Die zei dat ze ziek waren, dat ze niet meekonden. Laat hem doodvallen!
En hij praat tegen Lineke, in het Vlaams. En zij antwoordt hem op dezelfde manier. Het gaat van awél-awél en er komt geen eind aan. En dan zegt de Vlaamse dokter in het Frans tegen Cuculowski dat hij haar even van hem steelt, want op zijn kamer zijn een paar Vlaamse vrinden bijeen en die willen haar een boodschap meegeven voor de vader van Hubert. Henryk Cuculowski glimlacht bitter. En Lineke - alsof er niets aan de hand was - zegt: even maar. En ze knipoogt tegen hem, op z'n Belgisch. Stik jij met je glimlach. En dan gaan ze de kamer uit.
De seringen staan in de wasbak en hun geur stijgt op naar het raam. En hier, meer naar de deur toe, ruikt het naar Lineke's klieren, want het is zomer en alles is ontwaakt. Cuculowski staat in het brandpunt van al die geuren en steekt nu eens hier, dan weer daar zijn neus in de lucht.
Ze aten samen. Daarna maakten ze een wandeling door het park, als twee verloofden. Hij verzucht knorrig:
‘Ja, ja... het geluk is broos.’ En hij plukt een paardebloem en blaast tegen de pluisjes met het geluid van een poepje. En opeens waren ze allemaal weggevlogen. De wind had ze meegenomen