[Beukenootje (vervolg)]
tedere handen te kussen terwijl ik mij langzaam van de wanhoop en de eenzaamheid bevrijd.
Henryk Cuculowski
P.S. Ik ben dol op seringen, en u?
Sint-Niklaas, zaterdag
Zeer geachte Heer,
Deze keer - ik zeg het u maar gelijk, om het niet te vergeten - heb ik een tweede uitnodiging voor u. Van mijn ouders. Mama heeft me gevraagd haar uw brief voor te lezen. Ze zei me... nee, dat vertel ik u niet... tenminste nog niet. Lieve God! U had het niet beter kunnen treffen: ik hou erg van seringen! Ik ben dol op ze! Houdt u van narcissen? Ik ben een beetje bang, want ik weet niet of u er van houdt. Ja, mama zegt ook dat de tijd de beste heelmeester is. En papa knikte toen ik dat voorlas, want hij denkt er net zo over als u... Ja, u heeft iedereen voor u ingenomen.
Nog maar zesenveertig dagen. O, als ik meester van de tijd was, zou u vandaag al ontslagen worden. Maar misschien is het toch beter van niet... want u moet voorbereid zijn om ver weg te gaan, over zee en voor altijd. In onze bibliotheek in Sint-Niklaas heb ik drie meesterwerken van onze literatuur gevonden (in Franse vertaling). Als het u interesseert, zou ik ze u met kerende post kunnen toezenden.
Mijn allerhartelijkste groeten, Lineke
Maandagmorgen vroeg, na mijn droom van vannacht...
Beste juffrouw Lineke,
Ik houd van narcissen! En ik weet niet waarvoor ik u het eerst moet bedanken. Voor de brief, of omdat u zo lief aan mij denkt? Dus bedank ik u maar gewoon dat u bestaat. Dat u op de wereld bent gekomen met het vermogen om met een enkel woord troost te brengen in een hart dat door allen verlaten is. Behalve door God, natuurlijk.
Ik weet dat mijn egoïsme me ingeeft de hand te grijpen die mij de reddingsboei toewerpt... Maar nee, dat zal ik niet doen. Mijn eer gebiedt me voort te gaan en niet stil te houden, zelfs geen moment... Laat de jaren voorbijgaan. Laat anderen hun haardsteden bouwen. Voor mij zijn de wandelschoenen en de gedachte dat ergens in een kleine plaats van het oude Vlaanderen iemand aan mij denkt... Voor mij zijn de wegen. En de wereld biedt mij zijn hemel als dak.
Voorde boeken zal ik u buitengewoon erkentelijk zijn. Ik betuig uw ouders en uw oom mijn gevoelens van diepe hoogachting, u kus ik in gedachte de handen.
Uw toegenegen Henryk Cuculowski
Het was zondag en Cuculowski lag op bed Apollinaire te lezen. Voor de tiende keer. De ochtend was fris, maar al rossig, als de eerste salie die uit de grond komt. Hij geeuwde en legde het boek opzij. ‘Bruyère’... Hij zocht het op in het woordenboek: dopheide. Dat klonk niet gek. En opnieuw opende zijn mond zich voor een vreselijke geeuw.
Maar daar wordt geklopt.
Lineke! Lineke! In een rode jurk. Dat is de jonge zomer, niet Lineke. Alleen. Met niemand achter zich aan. Noch haar moeder, noch het Hoofd-van-de-sputum bakjes. Alleen? Nee. Beladen met een hele jungle van Turkse seringen. Lieve God, zoals zij daar komt aanlopen en met al die seringen in Cuculowski's armen valt! Oh, daar dwarrelen de kleine bloempjes op zijn ogen en haren neer. Maar Cuculowski denkt aan iets anders dan seringen. Hij zegt: prachtig, werkelijk prachtig! maar hij drukt Lineke tegen zich aan en kust haar handen. En opeens haar mond. Hoe die alsmaar wijder wordt... o ja, Lineke heeft erop gewacht en gewacht... Ze heeft naar die slakken op de hete muur gekeken. En sinds die zomer niets meer. Ze heeft zichzelf in de badkuip bekeken... Een snorretje aan weerszijden, als bij een korporaal op z'n zondags. Eventjes kammen en de puntjes opdraaien!... De seringen waren al neergelegd op het andere bed, het bed waar niet langgeleden... en Lineke maakt zich los. ‘Mon Dieu... als er iemand binnenkomt!’ En ze doet haar kleren goed, brengt haar haar in orde en loopt naar het raam. Daarna pakt ze de seringen en zet ze in de wastafel. En ze draait de kraan open, schept water met haar hand en laat dat op de bloemen regenen.
Daar komt zonder kloppen het Hoofd-van-de-sputumbakjes binnen.