[Gedaanteroof (vervolg)]
Ik kijk om me heen. De deur is vanzelf dichtgegaan, zie ik. Wat een verademing, deze kamer. Overal groeien weelderige planten, een parkiet ritselt tevoorschijn en zegt ‘hallo’. De ruimte kan hoogstens vier bij zes zijn, maar het lijkt een hele wereld. Er klatert een fonteintje rond een sierlijk Isisbeeldje. De exotiese geuren zijn niet van de lucht, zonder zwaar of benauwd te zijn. Een paradijsje in de hel.
‘Kom, kom, amice, niet zo somber,’ komt Cagliostro opeens uit de alkoof tevoorschijn. ‘Ik was net even bij onze kleine leeuwin. Ze had hulp nodig, en ik merk dat jij haar ook helpt.’
‘Ikke?’
‘Jazeker. Door sympatie te voelen voor dat katje in de gang daarnet. Maar je moet niet denken dat het hier zo'n hel is. Voor velen is het een reservaat, waar ze betrekkelijk veilig zijn voor de waanzin van de buitenwereld, waar ze geestverwanten vinden. Alleen moeten de bewoners het spel wel goed spelen, anders komen ze in botsing met het personeel. Kijk, als ons leeuwinnetje niet zo wild was, zou ze gemakkelijk tussen de klippen door kunnen zeilen. Maar ze is te wild, te... te puur nog. Als de psychiater zegt: doe dit of dat, dan antwoordt ze: waarom? En als hij dan zegt: omdat ik dat wil, dan komt zij natuurlijk met: waarom zou ik doen wat jij wil? ik ken je niet, ik mag je niet en ik wil niets met je te maken hebben. Dat zegt ze gewoon midden in zijn gezicht. En dan zegt die man iets als: jij moet doen wat ik wil, omdat jij gek bent en ik normaal. Welnu, amice, dat neemt ons leeuwinnetje niet. Ze laat zich niet beledigen, met alle gevolgen vandien. Terwijl ze, als ze gewoon ja en amen knikt, na vijf minuten weer buiten staat. Maar ze lacht alweer hoor. Ik heb haar opgezocht in die zogenaamde isoleercel. Je moet de groeten hebben.’
Ik begin te lachen. De tranen biggelen over mijn wangen en ik weet niet hoe ik moet ophouden. De rolstoel kiept en onmachtig kronkel ik over de grond.
‘De slappe lach,’ observeert Cagliostro droog. ‘Heel goed voor de lever, amice, een verwaarloosde vorm van therapie.’
Terwijl hij rustig de wijnglazen pakt, een fles ontkurkt en een bergje witte kristallen op een zakspiegeltje klopt, waar hij het in vieren verdeelt met een scheermesje, lig ik bij te komen. Ploerts arme lichaam doet overal pijn, maar als ik de twee hoopjes kristal door mijn neusgaten tot me heb genomen, verdwijnt de pijn als sneeuw voor de zon. Ik krabbel zowaar overeind en loop zonder steun de kamer door. Cagliostro grinnikt vergenoegd.
‘Wel, wel, amice, dat ouwe lijf begint zich zowaar te verjongen, nu er een gezonde geest in huist.’
Daar toasten we op en we luisteren naar de prachtige rollers van de parkiet. Er wordt geklopt. Een-twee-drie, een-twee, een.
‘Da's Riet,’ zegt Cagliostro.
De deur zwaait open en ze stapt snel naar binnen, met blosjes op haar wangen, die ik niet eerder heb opgemerkt. M'n adem stokt weer. Wilde schoonheid, speels mysterie. Ik merk dat ik haar met open mond aanstaar. Ze steekt haar tong uit.
‘Wat leef jij leuk,’ lacht ze. ‘En wat een aardige mensen. Peligroso begreep er niets van. Na een uur was hij al knettergek. Er was een pan soep met Mexicaanse paddestoelen.’
‘Die heb ik gisteravond zelf gemaakt.’
‘Je vriendin vond je vanmorgen zo vreemd, dat ze je, hem dus eigenlijk, een flinke kop van die soep gaf op je nuchtere maag. Goede medicijn. Een half uur later was Peligroso gek. Hij kronkelde schuimbekkend over de grond en gilde om genade, want hij dacht dat het laatste oordeel was aangebroken. Wat is dat voor een paddestoel?’
‘Het wordt verkocht als psylocibine,’ zeg ik en opeens voel ik mijn oude kracht terugkomen. Alleen dat gammele lichaam verhindert meer uitdrukking aan te geven. ‘Hoewel gefluisterd wordt dat er champignons met lsd besprenkeld als psylo worden verkocht.’
‘Dat moet je me eens bezorgen hier,’ zegt Cagliostro. ‘Ik ben bizonder geïnteresseerd in de werking van plutoniese gewassen, als de paddestoel.’
‘Wat heb je verder meegemaakt?’ vraag ik.
‘Het leek wel of jouw eigen lichaam zich verzette, of het probeerde die onreine geest uit te stoten. Hoe het zij, Peligroso is gevlucht en je lichaam ligt bewusteloos op bed. Vrienden en huisgenoten van je lopen op hun tenen te giechelen. En je hond is de kluts kwijt. Toen die onderkruiper nog in je zat, blafte en gromde de hond aan een stuk door tegen je. Nee, hij heeft geen ogenblik kunnen genieten van zijn misdaad.’
‘Ik voorspelde je wel, dat Peligroso het moeilijk zou krijgen. Mag ik je feliciteren, amice, je hebt de test glansrijk doorstaan.’
Ontroerd druk ik zijn hand. Riet kust me.
‘Zal je nog eens aan me denken,’ fluistert ze, ‘als je straks wakker