[Gedaanteroof (vervolg)]
Maar het is nu geen tijd om te genieten. Er moet iets gedaan worden. Als ik me probeer voor te stellen, hoe de situatie bij mij thuis is, breekt het koude zweet me uit. Dat die onderkruiper in mijn lichaam misschien op ditzelfde moment mijn vrouw bespringt! Ik roep alle godinnen aan die me te binnen willen schieten, om dit verraad te verijdelen. Er moet toch gerechtigheid bestaan? Die Peligroso heeft geen recht van leven meer.
Ik zoek in mijn geheugen of ik ooit van vergelijkbare misdaden heb gehoord. Ik weet dat in bepaalde Tibetaanse kloosters het bloed van jonge monniken gedronken werd door stokoude lama's, die zo honderden jaren oud werden. Heilige vampiers. Een perfekte vermomming. En ik weet ook dat sommige Afrikaanse stammen de gewoonte hebben 's nachts hun lichaams-openingen dicht te stoppen, zodat er geen geest kan binnendringen. Maar die kennis helpt me niet veel verder. Ik weet niet, watje moet doen als je persoonlijkheid door een geest geroofd is, vooral niet als je zelf in het gekkenhuis zit. Voorlopig kom ik er niet uit. In arren moede lees ik in de knipsels. Van foto's staart mijn eigen gezicht me aan.
Koffietijd. Jan komt binnen en rolt me naar de konversatiezaal. Ik heb ontdekt dat ik door konsentratie de onaangename gevoelens van Ploerts zieke lichaam kan vergeten, maar ik kan niet voorkomen dat het hart gevaarlijk tekeer gaat, bij de gedachte aan de ontmoeting met Riet.
‘Heb ik een zwak hart, Jan?’
‘Uw hart kan wel tegen een stootje, professor, maar uw lever baart zorgen voor de dag van morgen.’
‘Vergiftiging door de bijwerking van de medicijn,’ weet ik.
Jan zwijgt een poosje en zegt dan nadenkend: ‘U bent toch anders vandaag, dat voel ik.’
Ik zou hem wel willen antwoorden, maar de hartkloppingen belemmeren me. Ik heb zo'n idee dat niet alleen mijn geest, maar ook Ploerts lichaam behoorlijk in de ban zijn van Riet. Als we de zaal inrollen, ben ik bijna misselijk van opwinding. In het onderlijf bemerk ik zelfs een stroeve poging tot ereksie.
Nounou Gerard, ouwe geilaard, grinnik ik binnensmonds.
Jan vraagt waar ik wil zitten. Ik rek mijn hals. Er zitten wel tachtig mensen, maar in één oogopslag zie ik dat ze er niet is.
‘Ik zou graag aan Riets tafeltje zitten,’ zeg ik.
‘Die is er niet, professor. Ze is weer eens buiten westen.’
De schok slaat me volkomen leeg.
‘Buiten westen,’ prevel ik. ‘Wat betekent dat verdomme. Buiten westen...’
Ik huil bijna. Jan weet zich er niet goed raad mee. Er duikt nu een heer naast me op, die zijn hand op mijn schouder legt. Op een nobele, geen tegenspraak duldende toon zegt hij: ‘Ga maar, Jan.’ En dan tegen mij: ‘Buiten westen, vriend, dat betekent dat ze in een de spreker onbekende wereld vertoeft. Voorbij het westen hield vroeger de wereld op, nietwaar. Mag ik je aan mijn tafeltje noden, amice, Cagliostro is mijn naam.’
De man boezemt me zoveel vertrouwen in, dat alle ellende van me afglijdt.
‘Leuk je eens te ontmoeten kerel,’ zeg ik. ‘Ik heb over je gelezen.
Er wordt beweerd dat je al een paar honderd jaar dood bent.’
Hij glimlacht. ‘Cagliostro is niet dood, hij leeft,’ zegt hij eenvoudig. Daarmee is de kous af.
‘Ik ben Hans Plomp.’
‘Aangenaam amice, al moet ik zeggen dat je er niet naar uitziet en ik moet bekennen dat ik niet weet hoe je er dan wel uitziet.’
‘Ik zou het zelf bijna vergeten,’ lach ik.
Het is werkelijk een bizondere man en ik vraag me af hoe hij in het gekkenhuis terecht is gekomen. Hij raadt mijn gedachten: ‘Zo'n inrichting is een uitstekend werkterrein, amice. Daar zijn heel wat bizondere zielen in nood, zoals jij nu helaas ondervindt. A propos, ik moet je een groet overbrengen van Riet. Ze is inderdaad buiten westen, maar hoopt voor het avondeten weer present te zijn.’
Hij neemt me onderzoekend op. ‘Dus als ik het goed begrepen heb, heeft Peligroso weer een nieuw slachtoffer gemaakt,’ zegt hij bedachtzaam. ‘Wel amice, dit is zowel voor hem als voor jou een test.’
‘Hoezo?’
‘Beste vriend, net zomin als het voor jou gemakkelijk is plotseling in een vreemde omgeving terecht te komen, zomin is het gemakkelijk voor Peligroso. Het is natuurlijk simpel als je een eenzame vrijgezel bent, maar als je terecht komt in een gezin of zoiets, kan het heel moeilijk zijn. Ik herinner me dat ik lang geleden een dergelijk experiment uithaalde met een bevriend okkultiste. Ik zou in haar lichaam kruipen, zij in het mijne.’