[Wensen, leugens en dromen van dichters en debielen (vervolg)]
ging het leven in het tehuis door. Kinderen die ‘dichtklapten’ na een telefoontje van thuis. De stilte van onbespreekbare problemen.
De bedoeling van Frieda Blokker was overigens niet in de eerste plaats om toegang te krijgen tot de geest van deze gesloten kinderen met het oogmerk hun problemen op te lossen. Het eerste en voornaamste was dat er iets geformuleerd werd, op wat voor manier dan ook. De idee was dat ze wel wilden praten maar dat er iets was dat hen weerhield dat te doen. De hoop was dat de kinderen taal zouden leren ontdekken als expressief en communicatief middel en als zodanig enigermate zouden leren hanteren. De taak van de taalthera peut is daarbij niet meer dan een uitnodigende en bemoedigende. Een en ander bracht met zich mee dat Frieda zich niet kon opstellen als een psycholoog zonder witte jas die middels interessante testjes en proefjes materiaal verzamelt voor zijn baanbrekende proefschrift (hoeveel andere debiele kinderen daar ook naast de promovendus mee gebaat zouden zijn). Er moest uiterst behoedzaam worden gemanoeuvreerd om iets van een vertrouwensrelatie op te bouwen waarbinnen de kinderen geneigd zouden zijn tot mededeelzaamheid.
Koch had in zijn boek nogal uitgeweid over de voordelen van een wat speelse benadering. Geen gewichtige toestanden, maar aansluiten bij de belevingswereld van het kind, inspelen op de actualiteit, rumoer en entoesiasme ruimte geven en de opdrachten aantrekkelijk verpakken. Ook wat collegiale competitie werd niet geschuwd - alles gebeurde in klasverband - maar niemand werd bespot om wat hij deed. Wees jezelf, had Koch gezegd, wees vrij.
Dit voorbeeld volgde Frieda met één opvallend verschil. Zij nodigde haar pupillen niet uit tot gek doen, omdat extravagantie haar hier niet op zijn plaats leek. De debiele kinderen waren immers nog niet aan gewone expressie toe. Kennelijk bestond er een verband tussen gekte en artisticiteit en aangezien zij het laatste niet beoogde, liet zij het eerste achterwege.
Om het schrijven van gedichtjes als een spelletje te zien, moesten de kinderen eerst plezier krijgen in versjes van anderen. Begonnen werd met het gezamenlijk lezen van traditionele kinderrijmpjes, waarbij tekeningen werden gemaakt en plaatjes geplakt. Vervolgens werd overgestapt naar het lezen van de in het Nederlands vertaalde I-wish-gedichtjes uit de bundel van Koch. Daarna hoefde de stap naar het zelf maken van ik-woudat-versjes niet meer bedreigend te zijn en was er zelfs al sprake van enig entoesiasme. Dat ‘zelf maken’ hield overigens in dat ze Frieda regels dicteerden, aangezien geen van de kinderen de schrijfkunst machtig was.
De eerste ervaringen waren niet bemoedigend. De persoonlijke problemen bleven nogal op de achtergrond en de eerste teksten boden meer de aanblik van vrij platvloerse verlanglijstjes. Maar vanaf het moment dat het eerste kind een meer persoonlijk verlangen formuleerde, kwamen de anderen ook los:
Ik wou dat ik als vroeger thuis was
Ik wou niet naar een kindertehuis
Maar ik moest van meneer V.
Ik wou dat ik bij mamma was
Ik wou dat ik bij pappa was
Ik wou dat ik bij iedereen was
Ik wou dat ik eruit werd gehaald
Ik wou dat ik mijn familie zag.
Een drietal ik-wou-dat-fragmenten:
- | Ik wou dat ik sterk was
Ik wou dat ik verdrietig kon zijn
Ik wou dat ik een leuke jongen was |
- | Ik wou dat ik elke nacht droog was |
- | Ik wou dat ik een kast had met een slot erop |
Vervolgens werden andere frames van Koch die op hun invitatiekracht waren geselecteerd ingevoerd, alsmede een zelf bedachte aanvulling: Ik ben bang dat...
Vroeger was ik klein / Maar nu ben ik groot
Vroeger was ik lief / Maar nu ben ik stout
Vroeger was ik gek / Maar nu ben ik blij
Vroeger was het slecht / Maar nu is het goed
Vroeger heb ik gekeet met J. / Maar nu heb ik het afgeleerd
Vroeger was niks leuk / Maar nu wel
Vroeger was ik blij met opoe / Maar nu ben ik thuis
Vroeger was er ruzie / Maar nu ben ik op V.
Vroeger heb ik roosjes geplukt / Maar nu niet meer
Vroeger had ik een radio / Maar nu een horloge
Vroeger had ik een dikke beer / Maar nu heb ik een Jan
Vroeger was ik niks / Maar nu ben ik wel iets