[Vormen van literatuurwetenschap (vervolg)]
De interpretatie die de lezer aan een tekst geeft, de verwachtingen die hij ontwikkelt, hangen voor een deel af van de literatuuropvatting die hij huldigt. Tevens wordt zijn lektuur - wat dacht u - beïnvloed door wat er in de tekst staat. In veel literatuurwetenschappelijk werk wordt aangenomen dat de tekst, of liever: de procédés die de tekst bevat, alléén de lektuur sturen. Deze stelling is alleen verdedigbaar binnen een literatuurkonsept dat zich voor natuurlijk en onontkoombaar houdt en waarin lezen gelijk staat aan beleven. De konsekwentie hiervan is, dat er, binnen dit literatuurkonsept, maar één leeswijze wordt erkend, namelijk de juiste leeswijze waarbij de lezer zo door de procédés wordt gestuurd, dat hij alles beleeft wat de schrijver hem wil laten beleven. Een andere konsekwentie van dit standpunt is, dat teksten waarbij de lezer weinig tot niets beleeft, worden afgewezen. Van het geëiste verband tussen procédés en beleving is daar geen sprake.
In de praktijk worden er echter, dunkt ons, een eindig aantal verschillende vormen van lektuur gepraktiseerd, en is het maar de vraag of de lezer altijd zo gespitst is op beleven, invoelen en meeleven als de traditionele literatuurwetenschap veronderstelt. We wagen de gissing dat het de lezer ook te doen is om een manier van lezen te vinden waarmee hij, gezien het soort tekst dat hij in handen heeft, ‘het verst komt’. Hoe ‘ver’ hij wil gaan, bepaalt hij natuurlijk zelf: hij kan bijvoorbeeld een literatuuropvatting hanteren, waarmee hij bij de gegeven tekst in het geheel niet uitkomt, ofwel hij kan, op basis van bepaalde lektuurmogelijkheden die de tekst biedt, zijn literatuuropvatting meer of minder bijstellen. Alnaargelang het type tekst, is een lektuur mogelijk die wel of niet frequent onderbroken mag worden, die op een welbepaald of op een willekeurig punt kan beginnen, waarbij uitspraken wel of niet vergeten mogen worden, gebeurtenissen of juist spreekstijlen als exemplarisch worden opgevat, enz. We veronderstellen dat dit soort leesmogelijkheden invloed heeft op de wijzigingen die de lezer in zijn globale literatuurkonsept aanbrengt. Zonder twijfel streeft de lezer naar een ‘adekwate’ lektuur van een tekst, maar hij beoordeelt de adekwaatheid zelf en laat dit oordeel uitkomen in de mate waarin hij zijn literatuuropvatting bijstelt.
Het belangrijkste kriterium voor de aantrekkelijkheid van voorstellen over taken die de literatuurwetenschap zou kunnen kiezen, is de mogelijkheid die zij bieden tot direkt tekstgericht onderzoek. De opvatting is denkbaar, dat de voorstellen die zojuist zijn gedaan, deze mogelijkheid weliswaar bieden, maar in onvoldoende mate. We raken hier weer aan de moeilijkheden die we aan het begin van deze paragraaf uiteenzetten. Wie begrip heeft voor onze analyse van de verschillende vormen van literatuurwetenschap, zal deze moeilijkheden niet willen bagatelliseren. Direkt tekstgericht onderzoek zal pas goed van de grond kunnen komen, wanneer we een redelijk precies idee hebben van wat we over teksten willen weten, en welke procedures we zullen volgen. Het is misschien verstandig niet direkt spektakulair onderzoek te verwachten.
We willen eindigen met een uiterst bescheiden suggestie voor tekstgericht onderzoek. Voor nadere details verwijzen we naar een voorstel dat in samenwerking met een kollektief is gedaan ('t Hart et al. 1974). We vroegen naar de gronden waarop lezers uitspraken in een tekst aksepteren. Een globale overweging was dat een lezer, tijdens zijn lektuur, allerlei operaties op teksten uitvoert: hij onthoudt dingen, hij vat samen, hij trekt konklusies, enz. We namen aan dat dit soort operaties van belang was voor het oordeel dat de lezer uiteindelijk over de koherentie van een tekst kan vellen.
Een van de operaties die de lezer uitvoert, is het aksepteren van uitspraken, op basis van andere uitspraken die hij leest of, los van de tekst, kan aanvoeren. Om een voorbeeld te geven: de uitspraak: ‘Piet is een straffe roker’ is akseptabeler naarmate we meer uitspraken opgediend krijgen of kunnen aanvoeren à la: ‘Piet hoest vaak en luid’, ‘Piet hijgt bij het trappenlopen’, ‘Piet heeft bruine aanslag op zijn tanden’. Anders gezegd: uit deze laatste uitspraken zou men de induktieve gevolgtrekking: ‘Piet is een straffe roker’ kunnen maken. Er bestaat verband tussen de akseptabiliteit van een uitspraak, gegeven andere uitspraken, en de waarschijnlijkheid van deze uitspraak, gegeven de andere uitspraken. We kozen, om redenen die hier buiten beschouwing kunnen blijven, voor een iets andere aanpak van akseptabiliteit. We gingen ervan uit, dat een uitspraak - die in dit verband als een hypothese geldt - akseptabel is, wanneer er steun voor is in de vorm van ‘relevante variabelen’ (omstandigheden, waarnemingen, enz.). Relevantheid wordt bepaald door de feitelijke kennis van de onderzoeker of, technischer gezegd: door wat hij weet over de falsifiërende rol van de variabelen ten opzichte van de hypothese waarvan de akseptabiliteit beoordeeld moet worden. Aangenomen werd dat het altijd mogelijk is, de variabelen een bepaalde volgorde te geven.
Wat direkt tekstgericht onderzoek betreft, meenden we de volgende opmerkingen te kunnen maken. Allereerst rijst het probleem van de akseptabiliteit bij uitspraken die, naar het oordeel van de lezer, een ‘cruciale’ plaats in de tekst innemen. Aan dergelijke uitspraken moet veel steun te geven zijn. Het aantal variabelen dat een lezer kan aanvoeren, is natuurlijk altijd eindig. Het soort variabelen wordt bepaald door de inhoud van de uitspraak waarvan de akseptabiliteit in het geding is. Juridische of reklame-uitspraken, om maar wat te noemen, ontlenen steun aan verschillende soorten variabelen. Tekstsoorten zouden onderscheiden kunnen worden naargelang de variabelen die men, ter ondersteuning van uitspraken die teksten bevatten, kan aanvoeren en naargelang de relevante variabelen in de tekst zelf worden gegeven of niet.
Een konsekwentie van deze opvatting is, dat er geen abstrakte notie ‘tekst’ uitgewerkt kan worden, maar dat er altijd sprake moet zijn van een bepaald soort tekst.
We hoopten hiermee een kader aan te geven voor vrij direkt onderzoek naar uitspraken die in een gegeven tekst als cruci-