Enige taken van de literatuurwetenschap
Wie zich waagt aan kritiek op algemeen aangehangen opvattingen, ziet zich al gauw gekonfronteerd met de uitnodiging ‘betere’, of minstens alternatieve, opvattingen uit te gaan dragen. Het lijkt erop of kritische kanttekeningen alleen legitiem zijn, wanneer zij op natuurlijke wijze tot een alternatief leiden. Dit idee wagen we te betwijfelen. Uit wat we over het a posteriori-karakter van methodologische overwegingen gezegd hebben, volgt al dat het vermelde idee voor het door ons gevoerde debat niet relevant is.
Zoals gezegd, hebben we een rekonstruktie aangegeven van bepaalde literair-wetenschappelijke postulaten over de eigenschappen van teksten en over de vorm van het onderzoek naar teksten. Aan de hand van deze rekonstruktie valt te beseffen hoe moeilijk het is een alternatieve vorm van literatuurwetenschap te ontwerpen. De teksteigenschappen die de literatuurwetenschap stilzwijgend veronderstelt, maken deel uit van de normatieve literatuuropvatting van vrijwel iedere ‘common reader’. De manier waarop met name de interpretatief gerichte literatuurwetenschap over teksten spreekt, vertoont grote overeenkomst met die waarop vrijwel iedere ‘common reader’, in funktie van zijn literatuuropvatting, teksten benadert. Om misverstanden te vermijden: hiermee is niets ten nadele van de ‘common reader’ gezegd. Zijn vorm van literatuurbeschouwing vormt een rationele en legitieme manier om met teksten om te gaan. Men kan niettemin verschillen aanbrengen tussen deze literatuurbeschouwing en de literatuurbeschouwing die zich met de naam ‘wetenschappelijk’ wil tooien, zonder de literatuurbenadering van ‘common readers’ ook maar in het minst te diskwalificeren (vgl. Verdaasdonk 1974).
Wanneer we ons enerzijds rekenschap geven van het feit dat de ideeën over teksteigenschappen en over de manier van spreken over teksten zo verbreid en ‘verborgen’ zijn, dat zij natuurlijk en onontkoombaar lijken, en wanneer we ons er anderzijds rekenschap van geven dat de huidige vormen van literatuurwetenschap juist op het punt van de veronderstelde teksteigenschappen en dat van de gehanteerde onderzoeksprocedures kritiseerbaar zijn, dan krijgt men enig besef van de niet geringe moeilijkheid om een alternatieve vorm van literatuurwetenschap te bedenken. Een eerste vereiste is dat men inzicht heeft in de elementen van de koerante literatuuropvattingen en in de manier waarop deze literatuuropvattingen het spreken over teksten bepalen. Zo kan begrip ontstaan voor de aard en de reikwijdte van de postulaten waarvan men, in een ‘nieuwe’ of anders georiënteerde literatuurwetenschap eventueel zal wensen uit te gaan.
Gezien het bovenstaande, is het onredelijk patentoplossingen te verwachten. De suggesties over enige mogelijke taken van de literatuurwetenschap die hier volgen, zijn dan ook vrijblijvend. Iedere (onhoudbare) pretentie tot een door ‘de’ methodologie gesanktioneerde heilsleer ontbreekt. We doen onze suggesties met het besef dat hun eventuele waarde moet blijken uit de onderzoekspraktijk waarbinnen ze uitgewerkt worden en uit de resultaten die mogelijk bereikt worden.
Het lijdt geen twijfel dat de literatuurwetenschap zich bezig moet houden met (literaire) teksten. Niettemin zouden we de opvatting willen verdedigen dat het, bij de huidige stand van